Als partijen de gang naar de rechter maken, kan het voorkomen dat een van de partijen op het laatste moment toch besluit om de procedure in te trekken. Dit kan financiële consequenties hebben voor de andere partij, die veelal advocaatkosten zal hebben gemaakt om zich te verweren. Hoe zit het in zulke gevallen met de proceskostenveroordeling? Onze advocaat procesrecht legt het uit.

Proceskostenveroordeling eiser of gedaagde bij tussentijdse schikking

Bij zogenoemde kort gedingprocedures komt het regelmatig voor dat de gedaagde partij eieren voor zijn geld kiest en (alsnog) aanbiedt om een schikking te treffen. Als de dagvaarding reeds is uitgebracht, zal met name de eiser al de nodige kosten hebben gemaakt. Wanneer die besluit om het kort geding in te trekken, zit hij vooralsnog met buitengerechtelijke kosten die hij in beginsel niet kan verhalen op de wederpartij. In die situatie kan hij besluiten om de kort gedingrechter enkel te vragen om een proceskostenveroordeling uit te spreken (vgl. Hoge Raad 3 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1087). Ook de gedaagde heeft deze mogelijkheid als de eiser de procedure heeft ingetrokken, maar hij wel reeds de nodige kosten heeft gemaakt.

Verzoek tot ontbinding arbeidsovereenkomst

Een praktijksituatie als voorbeeld. In een recente procedure dient de werkgever een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst in. Er is daarop een datum bepaald voor de mondelinge behandeling ter zitting, maar deze werd met twee maanden uitgesteld. Toen vervolgens de daadwerkelijke mondelinge behandeling ter zitting zou plaatsvinden, trekt de werkgever het verzoekschrift één dag van tevoren in. De advocaat van de werknemer verzoekt daarop om een toekenning van de proceskosten.

Intrekking van kort geding

De rechter zoekt aansluiting bij voornoemd arrest van de Hoge Raad van 3 juni 2016. Daarin is bepaald dat de gedaagde partij in een kort gedingprocedure de voorzieningenrechter kan vragen om een proceskostenveroordeling als blijkt dat de eiser het kort geding heeft ingetrokken. De gedaagde moet wel tijdig een verzoek om proceskostenveroordeling indienen: uiterlijk 14 dagen na de datum waartegen hij was opgeroepen. Wordt hieraan voldaan, dan blijft het kort geding feitelijk aanhangig.

Second opinion bedrijfsarts

De rechter oordeelt dat in eerste instantie de mondelinge behandeling ter zitting werd uitgesteld omdat de werkgever een second opinion van de bedrijfsarts wilde. De gemachtigde van de werkgever dient daarna per gewone post één dag voor de zitting het intrekkingsverzoek in, maar laat na om de wederpartij van deze intrekking op de hoogte te stellen, maar werd hierover telefonisch door de griffie van de rechtbank op de hoogte gesteld. Gelet op deze omstandigheden acht de rechter een veroordeling tot betaling in de proceskosten toelaatbaar.

Volledige proceskostenvergoeding

De gemachtigde van de werknemer dient een verzoek in tot volledige proceskostenvergoeding. De kantonrechter oordeelt dat een partij alleen aanspraak kan maken op de volledige proceskosten als er sprake is van buitengewone omstandigheden; daar was volgens de rechter in deze procedure geen sprake van. Wel acht de kantonrechter een toewijzing van ¾ deel van de volledige proceskosten voor toewijzing vatbaar, mede gelet op het karakter van de zaak (een WWZ procedure).

Door Edward Appelman op 17 september 2018 Leestijd: 2 minutes