Een (voorlopig) getuigenverhoor kan een belangrijk bewijsmiddel zijn in een gerechtelijke procedure. Als een partij in een procedure om een getuigenverhoor vraagt, dient dit verzoek in beginsel altijd te worden toegewezen, maar het kan een enkele keer voorkomen dat de rechter het verzoek afwijst. Een reden hiervoor kan zijn dat sprake is van misbruik van procesrecht of andere omstandigheden die maken dat het verzoek dient te worden gepasseerd. Een recente situatie in dit verband deed zich voor in een procedure bij het Hof Amsterdam. Onze advocaat procesrecht bespreekt dit arrest en licht toe.
Openbare orde
De feiten en omstandigheden in de procedure waren als volgt. Verzoeker heeft een verleden in de drugshandel en bracht de verkregen winst onder bij een bevriende zakenrelatie. Met dat geld deed de zakenman op zijn beurt en uit zijn naam investeringen, voornamelijk in vastgoed. De handelaar werd op een gegeven moment gepakt en zat voor langere periode in de gevangenis. Eenmaal vrij wilde hij zijn geld terug; naar eigen zeggen zo’n veertig miljoen euro. Van terugbetaling kwam echter weinig.
Betrokkenheid bij aanslag
Zodra de handelaar eenmaal uit de gevangenis komt, krijgt hij in eerste instantie als een soort van voorlopige voorziening maandelijks 10.000 euro van zijn bevriende zakenrelatie. Niet veel later wordt de bevriende zakenman vermoord en overleeft de handelaar zelf ternauwernood een aanslag. Hij loopt ernstig hersenletsel op en raakt zwaar verlamd. Hij is niet meer in staat zijn eigen belangen te behartigen en krijgt een bewindvoerder aangesteld.
Bewindvoering: procederen tegen erfgenamen?
De inmiddels overleden zakenrelatie liet als erflater alle verkregen winst na aan zijn erfgenamen. Daarop dient de bewindvoerder een verzoek namens de handelaar -thans onderbewindgestelde- in om namens hem te procederen tegen de erfgenamen van de zakenrelatie. Wat blijft is het recht dat de handelaar meent te hebben op de miljoenen euro’s, die hij op de erven van de geliquideerde zakenrelatie wil verhalen.
Getuige van betrokkenheid?
De handelaar -als eiser in hoger beroep– wil in eerste instantie onderzoek naar de betrokkenheid van zijn -inmiddels overleden- bevriende zakenrelatie bij de poging om hem van het leven te beroven. Een getuige, anoniem, deed daar uitspraken over en zelf is hij er ondertussen ook van overtuigd dat zijn deze zakenrelatie op enige wijze bij de aanslag berokken geweest is. Om de winst op de erfgenamen te kunnen verhalen, wordt een verzoek ingediend om een voorlopig getuigenverhoor zodat de in het verzoekschrift gestelde feiten en omstandigheden aan het licht kunnen worden gebracht.
Hoofdregel inzake getuigenbewijs
Het Hof oordeelt dat een verzoek om voorlopig getuigenverhoor in principe altijd wordt gelast zo vaak als partijen dit in de procedure verlangen. Voorwaarde is wel dat de te bewijzen feiten zijn betwist, het bewijs daarvan voor getuigen is toegelaten en deze feiten tot de beslissing van de zaak kunnen leiden. Op grond van art. 187 Rv dient het verzoekschrift om een voorlopig getuigenverhoor de aard en het beloop van de vordering in te houden, alsmede de feiten die de partij wil bewijzen. De partij hoeft in het verzoekschrift niet gedetailleerd te omschrijven welke feiten en stellingen hij telkens aan zijn vordering ten grondslag wil leggen, maar voor de rechter en wederpartij moet wel voldoende duidelijk zijn op welk feitelijk gebeuren het getuigenverhoor betrekking heeft. Het Hof komt echter tot een korte conclusie: volgens het Hof leent een gerechtelijke procedure zich niet voor het afwikkelen van geschillen inzake transacties met criminele gelden of het faciliteren van criminele praktijken.
Verzoek om voorlopig getuigenverhoor afgewezen
Dit én het feit dat het Openbaar Ministerie geen enkele aanwijzing gevonden heeft van betrokkenheid van zijn voormalige vriend bij de liquidatiepoging, maken het verzoek om voorlopig getuigenverhoor ook in hoger beroep afgewezen wordt. Toewijzing van het verzoek om voorlopig getuigenverhoor zou volgens het Hof bovendien in strijd zijn met de openbare orde. Tot slot is het verzoek om een voorlopig getuigenverhoor niet gestoeld op (nieuwe) feiten en omstandigheden en is het verzoek te ruim geformuleerd.
Voorlopig getuigenverhoor en belang
In eerste instantie blijkt dat de handelaar wel voldoet aan alle voorwaarden voor een voorlopig getuigenverhoor. Maar ook in dit geval geldt in verband met toewijzing van het verzoek tot getuigenverhoor geldt nog een extra drempel. Zelfs als voldaan is aan alle voorwaarden, dan kan het verzoek alsnog worden afgewezen als de verzoeker geen belang heeft als bedoeld in art. 3:303 BW of als er sprake is van misbruik van bevoegdheid, als toewijzing van het verzoek strijdig is met een goede procesorde, of als de rechter oordeelt dat het verzoek moet worden afgewezen vanwege een ander zwaarwichtig bezwaar. Gelet op deze omstandigheden komt het Hof tot het oordeel dat het verzoek om voorlopig getuigenverhoor dient te worden afgewezen.