Ouderlijk gezag

Ouderlijk gezag (ook wel: ouderlijke macht) houdt in dat ouders, die de meerderjarige leeftijd hebben bereikt, gezag mogen en moeten uitoefenen. De regels omtrent ouderlijk gezag zijn vastgelegd in Burgerlijk Wetboek 1.

Wijze van verkrijging

Een (stief)ouder verkrijgt het gezamenlijk gezag als:

1. Het kind geboren wordt binnen het huwelijk of geregistreerd partnerschap, of binnen een jaar na beëindiging daarvan; of

2. De rechtbank bij scheiding het gezag toewijst aan beide ouders. Meestal is in dat geval tussen de ouders en het kind ook een omgangsregeling van kracht, al dan niet in de vorm van co-ouderschap. Afspraken hieromtrent dienen de ouders vast te leggen een ouderschapsplan; of

3. Een stiefouders samen met de andere ouder het gezamenlijk gezag aanvraagt (of via stiefouderadoptie).

Wijze van beëindiging

Het ouderlijk gezag eindigt door middel van een gerechtelijke beschikking (eenhoofdig gezag) of bij een ontzetting of ontheffing. Daarnaast eindigt het ouderlijk gezag ook van rechtswege als het kind de meerderjarige leeftijd heeft bereikt. Als het gezag door andere personen dan de ouders zelf wordt uitgeoefend, wordt gesproken van voogdij. Als adoptiefouders een kind adopteren, verkrijgen zij -onder voorwaarden- door adoptie van rechtswege het ouderlijk gezag over het kind.

 

Wetsartikel Art. 1:247 BW
Synoniemen