Als de rechtbank een ouderschapsplan inclusief omgangsregeling opneemt in een uitspraak, mogen ouders daar dan onderling van af wijken? Dat was een vraag die onlangs speelde bij de rechtbank Midden-Nederland. Conform de uitspraak was een verdeling gemaakt tussen de zorg- en opvoedingstaken tussen de moeder en vader, maar daarna wijzigde de moeder eenzijdig het ouderschapsplan. De vader verzette zich hiertegen en startte een kort geding om nakoming van de omgangsregeling af te dwingen. Hoe de rechter hierover oordeelde, bespreekt onze advocaat personen- en familierecht.

Echtscheidingsbeschikking

De ouders waren ex-echtgenoten van elkaar en hadden een kind van 2,5 jaar oud. Omdat de vader van Italiaanse komaf was en aldaar een bedrijf had, was het niet even eenvoudig om de bestaande omgangsregeling (hier: zorgregeling omdat het ging om een huwelijk) na te komen. Na de echtscheiding was de moeder met het kind naar Nederland verhuisd. In de uitspraak betreffende de echtscheiding hadden de ouders de afspraak gemaakt dat de vader maximaal zes weken in Italië zou zijn en nooit langer dan twee weken achter elkaar.

Wijziging ouderschapsplan

Na verloop van tijd wijzigde de moeder eenzijdig het ouderschapsplan. Zij wilde bij wijze van proef een ouderschapsplan waarbij de vader het kind zou zien op woensdag, vrijdag en zondag. Na een jaar zou de moeder het plan met de vader evalueren en nagaan of zij de bestaande omgangsregeling in stand zouden laten, beperken of uitbreiden.

Verzoek tot eenhoofdig gezag en tijdelijke zorgregeling

Daarna beëindigde de moeder het ouderschapsplan eenzijdig. Dat had tot gevolg dat de vader het kind sinds september 2019 niet meer had gezien. De moeder diende bij de rechtbank een verzoek in om het eenhoofdig gezag te verkrijgen en daarnaast om de zorgregeling te wijzigen, in die zin dat het kind nog slechts drie uur per twee weken bij de vader zou verblijven.

Kort geding tot nakoming omgangsregeling

In kort geding verzocht de vader om te moeder te veroordelen tot nakoming van de oorspronkelijke zorgregeling. Dat was: zoals deze was ten tijde van de echtscheiding. Als tegenvordering verzocht de moeder in kort geding om haar vervangende toestemming te verlenen om met uitsluiting van de vader alle medische beslissingen te mogen nemen over het kind. Tot slot vroeg zij, zolang de bodemprocedure liep, om een tijdelijke zorgregeling vast te stellen waarbij het kind om de week drie uur bij de vader zou verblijven.

Vordering in conventie en reconventie

In dit kort geding wees de rechtbank de vorderingen van de vader toe en wees die van de moeder af. Reden hiervoor was dat de ouder het gezamenlijk gezag hadden. Beiden hadden daarom het recht en de plicht om voor het kind te zorgen. Geen van de partijen heeft hierin meer of minder recht dan de ander, zo overwoog de rechter. Zij hadden afspraken gemaakt in een ouderschapsplan welke was vastgelegd in een gerechtelijke beschikking. Het is dan niet toegestaan dat een van partijen eenzijdig wijziging aanbrengt in de zorgregeling of daar voorwaarden aan stelt die de ouders niet onderling hebben afgesproken.

Rechter: omgangsregeling in het belang van het kind

Wel plaatste de rechter de kanttekening dat het e.e.a. anders zou zijn als nakoming van de zorgregeling (lees: omgangsregeling) niet in het belang van het kind was. Dat deed zich hier echter niet voor. De rechter overwoog dat het in het belang van het kind was dat het op regelmatige en substantiële mate contact had met zijn beide ouders en dus ook met zijn vader. Tot slot overwoog adviseerde de rechter de ouders om een mediationtraject te starten, omdat de moeder geen vertrouwen (meer) had in de vader. Dat gebrek aan vertrouwen vormde namelijk een aanzienlijke bedreiging voor de ontwikkeling van het kind. Aan de vordering van de vader koppelde de rechtbank een dwangsom van €250,- per dag dat de moeder de zorgregeling niet zou nakomen.

Door Edward Appelman op 21 november 2019 Leestijd: 3 minutes