Met regelmaat komt binnen de rechtsorde de term ‘goede procesorde’ terug. In wezen geeft het de rechter het handvat om de regie te kunnen houden over de procedure met als voornaamste doel om ervoor zorgen dat de procedure gestroomlijnd verloopt. Zo kan de rechtbank bijvoorbeeld een verzoek tot het houden van een voorlopig getuigenverhoor weigeren als het in strijd is met de beginselen van een goede procesorde. Ook het houden van een deskundigenonderzoek kan – ook al komt dit weinig voor – op deze grond geweigerd worden. Aan de hand van een recente uitspraak geeft onze advocaat procesrecht een voorbeeld ter illustratie. 

Wettelijke basis goede procesorde

De term goede procesorde vindt men terug in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hierin staan alle regels opgenomen over civiele procedures bij de rechtbank. Onder meer: de inhoud van een dagvaarding of verzoekschrift, hoe partijen moeten worden opgeroepen, wanneer hoger beroep mogelijk is, etc. In het Rv staat ook dat de rechter partijen tijdens de mondelinge behandeling vragen kan stellen of de suggestie aan partijen doen om een schikking treffen. Dit kan alleen voor zover de rechter dit in overeenstemming acht met de eisen van een goede procesorde. Aldus heeft de rechter in dat kader in zekere zin keuzevrijheid.

Procesreglementen

Verder staan in de toepasselijke procesreglementen vaak specifieke bepalingen over goede procesorde. Zo vermeldt het procesreglement kort geding dat een gedaagde partij zich kan laten bijstaan door een advocaat of dat hij zelf zijn zaak bepleit. Wilt hij zich laten vertegenwoordigen door een persoon die geen advocaat is, dan kan de voorzieningenrechter dat weigeren wegens strijd met de eisen van een goede procesorde.

Praktijkcasus: procedure Hof

In een recente procedure bij het Hof Den Haag werd een partij op strenge manier bestraft doordat hij in strijd had gehandeld met de eisen van een goede procesorde. Het ging daarbij om een vordering van een VvE jegens een appartementseigenaar wegens achterstallige betalingen in de contributie van ruim €2000,-. De rechtbank wees de vorderingen van de VvE toe.

Conclusie van antwoord

In hoger beroep stelde het VvE-lid zich op het standpunt dat de rechtbank hem ten onrechte in het ongelijk had gesteld. Kern hiervan was dat het VvE-lid als reactie op de dagvaarding door de VvE een conclusie van antwoord had ingediend. Hierin had het VvE-lid onder meer vermeldt dat hij alles ontkende wat in de dagvaarding werd gesteld. Ook stelde hij zich op het standpunt dat er sprake was van misbruik van procesrecht om hem te dagvaarden. Een nadere toelichting in de conclusie van antwoord gaf het VvE-lid echter niet.

Verzoek om mondelinge behandeling afgewezen

Toen de advocaat van het VvE-lid vervolgens de verweren uit de conclusie van antwoord mondeling wilde toelichten, wees de rechtbank dat verzoek af. De reden daarvoor was dat het zowel voor de rechtbank als de wederpartij volstrekt onduidelijk was waar het verweer van het VvE-lid op was gebaseerd. Omdat partijen verplicht zijn bij dagvaarding en conclusie van antwoord alle verweren en excepties ten principale naar voren te brengen, had het VvE-lid hierdoor in strijd gehandeld met de eisen van een goede procesorde.

Slotsom

Op grond hiervan werden de vorderingen van de VvE door de rechtbank toegewezen. Vanwege het karakter van een hoger beroepsprocedure – grievenstelsel – kon het VvE-lid de omissies niet herstellen. Ook in hoger beroep verloor hij om die reden de zaak.

Door Edward Appelman op 29 oktober 2019 Leestijd: 3 minutes