Hoewel de advocatuur en de rechterlijke macht met de grootst mogelijke zorgvuldigheid haar werk doet, komt het wel eens voor dat er in processtukken fouten worden gemaakt. Soms met ingrijpende gevolgen. Ook in vonnissen en beschikkingen van de rechtbank worden soms fouten gemaakt, hetzij dat dit niet vaak voorkomt. Als het gaat om een kennelijke schrijffout of een andere fout die eenvoudig kan worden hersteld, kan een partij de rechtbank vragen om een herstelvonnis- of beschikking. Onze advocaat procesrecht bespreekt een recente casus en wanneer daartoe mogelijkheid is.

Voorwaarden herstelvonnis- of beschikking

Art. 31 Rv bepaalt de hoofdregel voor het vragen van een herstelvonnis. Het moet gaan om een kennelijke schrijffout of een andere fout die zich voor eenvoudig herstel leent. Verschrijvingen in een uitspraak komen wel eens voor: bijvoorbeeld een verkeerde woonplaats, geboortedatum of onjuiste spelwijze van de naam. Een andere omissie kan zien op het ontbreken van een opdracht aan de griffier om bepaalde handelingen te verrichten na afloop van een hoger beroepstermijn. Dat kan bijvoorbeeld zijn: het maken van een aantekening in het gezagsregister als de rechtbank een uitspraak heeft gedaan over (een wijziging van) het ouderlijk gezag. In die situaties kan de partij de rechtbank vragen om een herstelbeschikking, maar ook andere fouten kunnen voor herstel in aanmerking komen. In tegenstelling tot wat soms wordt gedacht, is een uitspraak in dat opzicht niet ‘onaantastbaar’.

Fout in proces-verbaal

Van elke mondelinge behandeling ter zitting maakt de griffier een proces-verbaal. Een enkele keer komt het voor dat de feitenweergave in het proces-verbaal niet (volledig) juist is: bijvoorbeeld dat gebeurtenis X plaatsvond op dag Y terwijl dit andersom had behoren te zijn. Behoudens zeldzame gevallen is in dat geval enkel hoger beroep mogelijk als de uitspraak daarop gebaseerd is.

Herstelvonnis mogelijk?

In een recente procedure had de rechtbank een uitspraak gedaan over een aansprakelijkheidsclaim. De Staat had planologische aanpassingen gedaan aan een milieugebied waarin zich een meer bevond met 512 koi karpers. Deze waren beweerdelijk eigendom waren van eiser. Eiser stelde zich op het standpunt dat hij door de handelwijze van de Staat schade had geleden. De rechtbank ging daarin mee: hij stelde vast dat de Staat inderdaad onrechtmatig had gehandeld jegens eiser. Zij was daarvoor dan ook jegens eiser aansprakelijk. Het enige waar nog discussie over was, was of de vissen inderdaad eigendom waren van eiser. Volgens de rechtbank stond dit niet vast, maar was de Staat (voor het overige) wel jegens hem aansprakelijk. De rechtbank gaf hiervoor ook een verklaring voor recht.

Overwegingen en dictum

Nadat de rechtbank het vonnis had gewezen, wendde eiser zich tot de rechtbank met het verzoek om een herstelvonnis uit te brengen. Volgens hem was in de dagvaarding namelijk verzocht om de weg open te stellen naar een schadestaatprocedure als vast zou komen te staan dat de Staat aansprakelijk was. Eiser was van oordeel dat de rechtbank zich niet expliciet over deze vordering had uitgelaten, terwijl dit wel had gemoeten. Gelet daarop diende volgens hem het vonnis te worden hersteld. Bovendien had hij daar belang bij, want op die manier zou hij niet in hoger beroep hoeven te gaan omdat de discussie over het eigendomsrecht op de vissen ook in de schadestaatprocedure zou kunnen worden beslecht.

Bewijslevering in tussenvonnis

De rechtbank overwoog dat in het primaire vonnis de volgende passage was opgenomen: “Gelet op de mogelijkheid tot bewijslevering die [eiser] in het tussenvonnis van 15 november 2017 is geboden, ziet de rechtbank geen aanleiding tot verwijzing naar de schadestaatprocedure.”.

Verder had de rechtbank in het primaire vonnis overwogen:: “Nu [eiser] in het tussenvonnis van 15 november 2017 in de gelegenheid is gesteld de door hem gestelde schadeposten nader te onderbouwen en de rechtbank deze schadeposten inhoudelijk heeft beoordeeld, ziet de rechtbank geen aanleiding meer voor een verwijzing naar de schadestaatprocedure.

Gelet op het voorgaande zullen de overige vorderingen van [eiser] worden afgewezen.”

Geen kennelijke (schrijf)fout

Aldus kwam de rechtbank tot de slotsom dat de rechtbank zich wel degelijk expliciet had uitgelaten over de vordering van eiser. Ook uit de overwegingen van het vonnis zelf bleek dat de rechtbank geen aanleiding zag om te verwijzen naar de schadestaatprocedure. Volgens de rechtbank was er dan ook geen sprake van een kennelijke schrijffout of andere fout die zich voor eenvoudig herstel leende. Het verzoek tot aanvulling dan wel verbetering van het vonnis werd door de rechtbank dan ook afgewezen.

Slotsom

Een advocaat kan eenvoudig controleren wanneer een fout in een vonnis of beschikking zich leent voor herstel. Wanneer de fout minder evident is, zal in plaats daarvan een rechtsmiddel zoals hoger beroep moeten worden ingesteld.

Waarom ons

Gratis kennismakingsgesprek

5000+ zaken behandeld

Flexibel én voordelig

Ook pro-deo

30+ jaar ervaring

Door Edward Appelman op 18 juli 2019 Leestijd: 3 minutes