Het Hof Amsterdam heeft op 26 november 2019 een voor de rechtspraktijk belangrijke uitspraak gedaan, of beter gezegd: herhaald. In de rechtspraktijk gebeurt het veelvuldig dat de ene (ex) echtgenoot een kort geding tegen de andere (ex) echtgenoot start tot medewerking aan verkoop van de voormalige echtelijke woning. Zo ook in deze casus: partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad (ongehuwd en zonder geregistreerd partnerschap). Uit deze relatie zijn twee kinderen geboren. Partijen zijn samen, ieder voor de helft, eigenaar van een woning waarvoor zij gezamenlijk een hypothecaire geldlening zijn aangegaan. Partijen zijn feitelijk in februari 2018 uiteengegaan. Sindsdien verblijft de vrouw met de twee kinderen in de voormalige echtelijke woning. De man heeft in kort geding de medewerking van de vrouw gevorderd aan de verkoop en levering van de voormalige echtelijke woning. De voorzieningenrechter heeft de vrouw veroordeeld tot medewerking aan verkoopactiviteiten en leveringshandelingen op straffe van dwangsommen en het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vrouw heeft hoger beroep ingesteld en tevens een incidentele vordering tot schorsing van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad ingediend. Zij heeft aangevoerd dat haar belang bij een schorsing van de uitvoerbaar verklaring bij voorraad zwaarder weegt dan het belang van de man en zij heeft tevens aangevoerd dat er ten onrechte een rechtsvaststellend vonnis is gewezen door de voorzieningenrechter. Haar beroep treft doel. Het Hof oordeelt dat sprake is van een juridische misslag. De voorzieningenrechter mag geen declaratoir of constitutief vonnis wijzen (een rechtstoestand vaststellen of een rechtstoestand scheppen, wijzigen of beëindigen) maar wel een condemnatoir vonnis: een partij gebieden of verbieden iets te doen, zoals een veroordeling tot nakoming van een bepaling in een echtscheidingsconvenant of het opleggen van een straatverbod. Een uitzondering is een vordering in Kort Geding tot opheffing van een beslag. In deze zaak is het Hof van oordeel dat een veroordeling tot medewerking aan de verkoop en levering van een woning beschouwt dient te worden als een constitutief vonnis en  er sprake is van een juridische misslag. Een bevel tot verkoop en levering van de woning kwalificeert het Hof als een verdelingshandeling als bedoeld in art. 3:185 BW, die is voorbehouden aan de bodemrechter. Zie ook: HR 20 maart 2015; ECLI:NL:HR:2015:688 en HR 30 mei 2008; ECLI:NL:HR:2008. De bodemprocedure kan bespoedigd worden door het vragen van een voorlopige voorziening op grond van art. 223 Rv. Dit kan pas na of tegelijk met het opstarten van een bodemprocedure.

Verkoop van de echtelijke woning kan worden tegengehouden door middel van een executiekortgeding. Voor vragen over deze bijdrage neemt u contact op met onze advocaat personen- en familierecht. 

Door Edward Appelman op 22 april 2020 Leestijd: 2 minutes