Als een partij een vordering tot schadevergoeding indient via de rechtbank, dan valt het bedrag meestal eenvoudig te begroten. In de Nederlandse wet kennen wij daarvoor de termen materiële en immateriële schadevergoeding. In meer complexe zaken kan het echter voorkomen dat de rechtbank de schade niet (eenvoudig) kan begroten. De rechtbank vormt zich dan eerst een oordeel over de vraag óf aansprakelijkheid bestaat, en verwijst vervolgens de zaak naar de schadestaatprocedure, waarin partijen vervolgens zich kunnen uitlaten over de omvang van de schade. Maar is het ook mogelijk om een derde in een schadestaatprocedure te betrekken, die geen procespartij was in de hoofdzaak? Daarover ging een recente procedure bij het hof Den Haag, waarvan onze advocaat procesrecht de juridische merites bespreekt.
Aansprakelijkstelling door franchisenemer
Kort samengevat ging het om een geschil tussen een franchisenemer A, en Street-One Modehandel (hierna: Street-One). In de hoofdprocedure sprak A Street-One aan op grond van dwaling/onrechtmatig handelen/wanprestatie met betrekking tot twee franchise-overeenkomsten. A won deze procedure en in de schadestaatprocedure moest Street-One een bedrag ad. €300.000,- aan A betalen. A had echter ook een derde partij, CBR Fashion in de schadestaatprocedure gedagvaard. Ten aanzien van de vordering tegen CBR Fashion werd A in de schadestaatprocedure niet-ontvankelijk verklaard.
Principaal hoger beroep
Tegen dat onderdeel ging A in hoger beroep. CBR Fashion voerde als verweer dat A ook in hoger beroep niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat Street-One was veroordeeld toe betaling van een bedrag ad. €300.000,- aan schadevergoeding. A zou daarom geen rechtens te respecteren belang hebben om CBR Fashion in rechte te betrekken. Het hof verwierp echter dit verweer omdat onder meer niet was uitgesloten dat Street-One in hoger beroep niet (langer) in staat zou zijn om het bedrag aan schadevergoeding te betalen, terwijl CBR Fashion dan nog wel verhaal zou bieden.
Betrekken van derden in schadestaatprocedure mogelijk?
Vervolgens moest het hof de vraag beoordelen of het mogelijk is om een derde te betrekken in een schadestaatprocedure ex. art. 613 Rv, terwijl deze geen partij is geweest in de hoofdzaak. Volgens A was dat het geval, omdat naar haar oordeel CBR Fashion en Street-One als vennootschappen konden worden vereenzelvigd. Ook waren zij volgens haar actief betrokken bij het onrechtmatig handelen jegens haar. Tot slot was volgens haar sprake van hoofdelijke (mede)aansprakelijkheid. Er bestaat geen verplichting om bij een hoofdelijke verplichting tot het betalen van schadevergoeding alle hoofdelijk aansprakelijke partijen aan te spreken, maar dat hij zich mag beperken tot één, wat hij ook heeft gedaan door in de hoofdzaak enkel Street-One te dagvaarden.
Tenuitvoerlegging van vonnis ex. art. 613 Rv
Het hof ging hier echter niet in mee. Zoals blijkt uit de tekst van art. 613 Rv betreft de schadestaatprocedure een tenuitvoerlegging jegens de partij(en) die in het vonnis is/zijn veroordeeld. Om die reden kan een partij in een schadestaatprocedure geen derde betrekken die niet in de hoofdzaak betrokken is geweest. Van een vereenzelviging van de vennootschappen, zoals A stelde, was volgens het hof bovendien geen sprake.
Gezag van gewijsde
Tot slot overwoog het hof dat een vonnis ex. art. 613 Rv geen gezag van gewijsde heeft jegens derden die niet in de hoofdprocedure betrokken zijn geweest. Zij hebben immers hun mogelijke aansprakelijkheid ook niet kunnen betwisten, dan wel een redelijke mogelijkheid gehad zich te verdedigen. Voorts is van belang dat een schadestaatprocedure ertoe dient om schade vast te stellen, en hierin kunnen slechts onderwerpen aan de orde komen die van invloed zijn op de omvang van de schade.