Als een ouder een omgangsregeling niet nakomt, is dat vaak vervelend. De andere ouder en het kind weten dan niet waar ze aan toe zijn en het is bovendien lastig om goede afspraken te maken. Als het verzuim ernstig genoeg is heeft de andere ouder vaak een sterke positie om de omgangsregeling te wijzigen. Aan de hand van een recente uitspraak van het hof Den Bosch illustreert onze advocaat personen- en familierecht wanneer dit kan en welke andere opties er zijn. 

Voorlopige voorziening

Als ouders de gang naar de rechtbank maken, dan komt het vaak voor dat een ouder een verzoek tot voorlopige voorziening indient. Dit is een spoedprocedure bij de rechtbank. In zo’n geval kan de rechtbank een voorlopige omgangsregeling vaststellen, totdat de rechtbank in de bodemprocedure (de eindbeslissing) een definitieve omgangsregeling vaststelt. Al tijdens de voorlopige omgangsregeling kan blijken of de ouder zich aan de gemaakte afspraken kan houden.

Praktijksituatie

In de hier te bespreken procedure bij het hof Den Bosch hadden de moeder en de vader een relatie, die in 2018 werd beëindigd. De moeder had het eenhoofdig gezag over het kind. Via een procedure bij de rechtbank verzocht de vader om een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank wees dat verzoek toe. Voortaan zou het kind eens in de twee weken op zaterdagochtend 12.00 tot 17.00 bij de vader verblijven. Daarnaast zou de omgang geleidelijk worden opgebouwd, tot een omgangsregeling om de twee weken van zaterdag 12.00 tot zondagmiddag 17.00.

Omgangsregeling in eerste aanleg

Al direct nadat de rechtbank op 15 maart 2018 de omgangsregeling had vastgesteld, bleek dat de vader deze in de praktijk herhaaldelijk niet na kwam. Dit leidde tot onvrede van de moeder en zij stelde daarom tegen de de uitspraak hoger beroep in. Bij het hof voerde de moeder aan dat het kind bovendien regelmatig teleurgesteld werd en gefrustreerd raakte zodra bleek dat de vader zich niet aan de omgangsregeling hield. Bovendien bleek het voor de moeder erg lastig dat de vader niet of moeilijk bereikbaar was voor overleg, zodat met moeite slechts een omgang van gemiddeld één keer in de drie weken op zaterdag 12.00 tot 19.00 plaatsvond.

Advies RvdK

De vader verscheen in hoger beroep niet op de mondelinge behandeling ter zitting. De Raad voor de Kinderbescherming gaf de moeder gelijk en adviseerde het hof om de omgang te wijzigen.  Voor de RvdK was duidelijk dat de moeder wel mee wilde werken aan een omgangsregeling, maar dat de vader zijn afspraken niet (consequent) na kwam. Om onnodige teleurstellingen bij het kind te voorkomen en duidelijkheid te creëren, adviseerde de RvdK mede op grond daarvan om conform het verzoek van de moeder de omgangsregeling te wijzigen.

Omgangsregeling en gezamenlijk gezag

Het hof overwoog als volgt. Wanneer ouders niet het gezamenlijk gezag hebben, kan de rechter op grond van art. 1:377a BW een omgangsregeling vaststellen. Dit kan op verzoek van één, of beide ouders. Omdat de vader niet in de procedure verscheen, kon hij geen verweer voeren tegen het verzoek van de moeder. De standpunten van de moeder bleven daardoor onweersproken. Volgens het hof was het voldoende aannemelijk dat de vader niet betrouwbaar was in het nakomen van de bestaande omgangsregeling; de wisselende houding van de vader zorgde bij het kind regelmatig voor teleurstellingen en frustraties, mede omdat het kind op een omgangsmoment met de vader werd voorbereid.

Feitelijke omgangsregeling geformaliseerd

Het hof kwam, mede op grond van die feiten, tot de conclusie dat een omgangsregeling van één keer in de drie weken op zaterdag van 12.00 tot 17.00 beter aansloot bij de werkelijkheid en het belang van het kind. Dat stemde namelijk mede overeen met de al feitelijk bestaande omgangsregeling van één keer in de drie weken, maar nu werd dat aldus ook geformaliseerd. De kans op teleurstellingen en frustraties bij het kind zouden daardoor minder worden, maar evenwel kon de vader op basis van een andere regeling recht op omgang behouden.

Politie inschakelen bij niet-nakoming?

Een andere situaties dan de hierboven beschreven casus, is als een ouder een omgangsregeling saboteert. Bijvoorbeeld door het kind niet terug te brengen bij de andere ouder. Als het kind dan wordt weggehouden bij de ouder met gezag (bijv. de moeder), is sprake van onttrekking aan het ouderlijk gezag. Dat is strafbaar gesteld. Al kan het in zo’n geval een goede gedachte zijn om de politie in te schakelen, is dit om meerdere reden toch geen verstandige keuze. Ten eerste is dit voor het kind zeer ingrijpend en daarnaast is het vaak voor een buitenstaander lastig in te schatten wat er precies speelt.

Dwangsom

Mede omdat politieoptreden in beginsel nooit aan de orde is, is de civiele weg meer aangewezen: daarbij is een dwangsomveroordeling – hetzij dat dit niet frequent voorkomt – een methode om nakoming van de omgangsregeling af te dwingen. Dit is m.n. een alternatief als het niet in het belang van het kind is dat de omgangsregeling wordt gewijzigd of als niet voldaan is aan de voorwaarden. Dat kan over het algemeen via een kort geding. Ter illustratie van de aspecten waar de rechtbank in dat geval kijkt, leest u meer in de blog over de vordering tot nakoming van het ouderschapsplan in kort geding.

Omgangsregeling tussentijds wijzigen

De hierboven beschreven uitspraak van het hof is een veelvoorkomend praktijkvoorbeeld van tussentijdse wijzigingen in een bestaande omgangsregeling. Indien u advies nodig heeft in het kader van een omgangsregeling, kunt u terecht bij een van onze advocaten personen- en familierecht.

Waarom ons

Gratis kennismakingsgesprek

5000+ zaken behandeld

Flexibel én voordelig

Ook pro-deo

30+ jaar ervaring

Door Edward Appelman op 6 mei 2019 Leestijd: 4 minutes