De wet kent diverse ontslaggronden door de werkgever. Een belangrijke is als er sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, waarvan fraude en diefstal spraakmakende voorbeelden zijn. Als minder verstrekkende grond verzoekt de werkgever doorgaans om subsidiair de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van een verstoorde arbeidsrelatie. Wanneer van dit laatste sprake is, legt onze advocaat arbeidsrecht uit aan de hand van een recente casus.

Ernstig verwijtbaar handelen

Voor een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van ernstig verwijtbaar handelen is vereist dat dat de werknemer zich zodanig gedraagt, dat van de werkgever niet gevergd kan worden de arbeidsovereenkomst in stand te laten. Het hangt daarbij af van alle feiten en omstandigheden van het geval. Het moet gaan om (ernstige) handelingen van de werknemer die hem of haar kunnen worden toegerekend.

Ontbinding op grond van verstoorde arbeidsverhouding

Zijn de feiten niet van zodanige aard, dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen, dan verzoekt de werkgever subsidiair vaak om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. Vaak staat in een procedure dan ter discussie of de verstoorde arbeidsverhouding komt door handelingen van de werknemer of door de werkgever. Als dit laatste het geval is, dan kan de werknemer verzoeken om het toekennen van een billijke vergoeding.

Kinderdagverblijf

In een recente procedure ging het om een geschil tussen een werknemer en een werkgever. De werknemer was bij de werkgever werkzaam als flexibel pedagogisch medewerker op basis van een min/maxovereenkomst. De werkgever draaide een kinderopvangorganisatie, waaronder kinderdagverblijf en buitenschoolse opvang.

Misdragingen werknemer

Na enkele jaren kwamen er meldingen binnen dat de werkneemster zich zou misdragen. Zij zou regelmatig gebruik maken van grof taalgebruik in het bijzijn van de kinderen, de groep regelmatig alleen achterlaten of met één collega en zich daarnaast uiterst onvriendelijk jegens collega’s gedragen. In verband met bepaalde gedragingen volgde een aangifte. De werkgever verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van een ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer.

Geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen werknemer

Voor de kantonrechter was er echter geen aanleiding om de arbeidsovereenkomst op deze grond te beëindigen. Weliswaar waren er gedetailleerde getuigenverklaringen en liep er een strafrechtelijk onderzoek, maar de werknemer betwistte alle aantijgingen. De procedure zelf leende zich niet voor een diepgravend onderzoek naar de feiten. Daarom was niet vast komen te staan dat de werknemer ernstig verwijtbaar had gehandeld.

Transitievergoeding

Wel ontbond de kantonrechter conform het verzoek van de werkgever subsidiair op grond van een verstoorde arbeidsrelatie. Ook de werknemer was het eens met dit verzoek van de werkgever en verzocht ook zelfstandig om ontbinding op deze grond. Wel verzocht zij een billijke vergoeding toe te kennen. Het recht hierop bestaat als de werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld, bijvoorbeeld door een onwerkbare situatie te creëren. Daarvan was in deze procedure geen sprake. De kantonrechter wees het verzoek om een billijke vergoeding af en sprak de ontbinding van de arbeidsovereenkomst uit. De werknemer kreeg een transitievergoeding mee.

Door Edward Appelman op 11 juni 2020 Leestijd: 2 minutes