Opschortingsrecht

Het recht van de schuldenaar die een opeisbare vordering heeft, om de nakoming van zijn eigen verbintenis op te schorten totdat de schuldeiser zijn vordering jegens de schuldenaar voldaan heeft.

Het opschortingsrecht wordt vaak gebruik in geval van (dreigend) faillissement. Een leverancier die moet leveren aan een schuldeiser die waarschijnlijk zelf niet meer aan zijn verplichtingen kan voldoen, kan zich onder voorwaarden op het opschortingsrecht beroepen. Op die manier heeft de leverancier de zekerheid dat de door hem geleverde goederen niet in de failliete boedel valt. Voorwaarde voor een geslaagd beroep op het opschortingsrecht is dat er voldoende samenhang bestaat tussen de vordering en de opschorting. Ook moet de ernst van de tekortkoming van de schuldenaar de opschorting rechtvaardigen.

In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen het algemene opschortingsrecht en bijzondere opschortingsrechten. Een voorbeeld van een bijzonder opschortingsrecht is het retentierecht. 

Wetsartikel Art. 6:262 BW
Synoniemen