Wanneer een partij schade lijdt, valt dat doorgaans uiteen in materiële en immateriële schade. Materiële schade is in het algemeen eenvoudig te begroten: dit betreft vermogensschade. Hieronder valt bijvoorbeeld schade aan eigendommen of verlies aan inkomsten. Immateriële schade is daarentegen vaak lastiger te begroten. Bij letselschade wordt in de rechtspraak vaak gewerkt met vaste richtlijnen, bij overige rechtsgebieden zal de rechter vaak zelf de immateriële schade moeten vaststellen. Vaak valt die vergoeding (veel) lager uit dan door de benadeelde partij wordt geëist, zo blijkt ook uit een recent arrest van het Hof Den Haag. Onze advocaat verbintenissenrecht en procesrecht bespreekt de voorwaarden voor de vergoeding van immateriële schade en legt uit wat doorgaans een billijk bedrag is.
Billijke vaststelling
Het Burgerlijk Wetboek regelt in art. 6:106 BW het recht op immateriële schadevergoeding. Het artikel bepaalt dat immateriële schadevergoeding ‘naar billijkheid’ wordt vastgesteld. De rechter zal op basis daarvan aldus vaak per situatie moeten beoordelen wat billijk is. Daarnaast bestaat niet altijd recht op immateriële schadevergoeding. Recht hierop bestaat bijvoorbeeld als er een partij aansprakelijk is voor (algemene) schade en deze schade opzettelijk heeft veroorzaakt.
Verschillende gronden voor immateriële schadevergoeding
Als er sprake is van lichamelijk letsel en/of de persoon in zijn goede eer en naam is aangetast (reputatieschade) bestaat altijd recht op immateriële schadevergoeding. De laatste grond voor immateriële schade is wanneer de benadeelde ‘anderszins’ in zijn persoon is aangetast. Bijvoorbeeld omdat de partij nog lange tijd (emotioneel) wordt geconfronteerd met de gevolgen van de daad. Bij deze categorie wijst de rechter een vordering tot schadevergoeding in beginsel enkel toe als de persoon een deskundigenverklaring overlegt. De reden hiervoor is dat de benadeelde voldoende moet kunnen onderbouwen dat hij (emotionele) schade heeft opgelopen.
Onderbouwing van immateriële schade
Die voorwaarde lijdt er in de praktijk toe dat aantasting van de goede eer en naam een van de meest voorkomende gronden voor immateriële schadevergoeding is. Dat komt omdat bij (algemene) schade vaak moeilijk te bewijzen valt dat de aansprakelijke partij ook de intentie heeft gehad om die schade toe te brengen of omdat de benadeelde partij geen deskundigenverklaring kan overleggen. Ook ingrijpende gevolgen, zoals niet kunnen werken, verwerking van de gebeurtenis en verdriet daarvan zijn veel voorkomende gronden voor immateriële schadevergoeding.
Letselschaderecht
Vanwege alle voorwaarden is het letselschaderecht bij uitstek het rechtsgebied waarbij immateriële schadevergoeding vaak door de rechter wordt toegewezen. De hoogte van de vergoeding is vaak ook (veel) hoger vanwege de vaak ingrijpende immateriële schade. Een slachtoffer die bijvoorbeeld door een auto-ongeluk (tijdelijk) arbeidsongeschikt raakt, ervaart daarvan lange tijd de emotionele gevolgen. Wanneer dit het dagelijks leven ernstig beïnvloedt, is de immateriële schade aanzienlijk groter. Bedragen van rond de €10.000,- aan immateriële schadevergoeding zijn in het letselschaderecht niet buitengewoon, maar kunnen zelfs hoger zijn.
Hoogtes
Voor het overige varieert de hoogte van immateriële schadevergoeding tussen de €500,- en €10.000,-. Dit is afhankelijk van de zaak, de aard van de schade en de gevolgen van de daad op het slachtoffer. Als de dader de schade opzettelijk heeft veroorzaakt, zal de hoogte van de immateriële schadevergoeding al snel oplopen. De ratio daarachter is dat het in dat geval billijk is dat de dader de opgelopen schade van de benadeelde zoveel als mogelijk dient te compenseren.
Schadevergoeding bij reputatieschade
Een bijzondere categorie vormt nog reputatieschade. In een recent arrest werd een persoon (hierna: benadeelde) in een radioprogramma door een ander ervan beticht dat hij ‘een tip aan de AIVD’ zou hebben gegeven. Ook werd hij ervan beschuldigd dat hij derden zou chanteren. De benadeelde was van oordeel dat hij door deze uitlatingen reputatieschade had geleden. Om die reden vorderde hij een twee maal een bedrag van €5000,- aan immateriële schadevergoeding, voor elke uitlating eenmaal. Dit kwam mede omdat n.a.v. die uitlatingen ook een aantal publicaties op de website van het radioprogramma was verschenen.
Matiging hoogte
Het hof oordeelde dat de uitlatingen moesten worden gezien als één geheel, dus niet apart. Omdat de persoon in kwestie de benadeelde wel (hetzij in beperkte mate) reputatieschade had berokkend, wees het hof de schadevergoeding toe. Wel verlaagde hij het bedrag naar €2000,-, omdat het hof van oordeel was dat slechts een beperkt aantal personen wisten om wie het in het radioprogramma ging. Ook was dit bedrag in lijn met vorderingen tot immateriële schadevergoeding die in vergelijkbare gevallen wordt toegewezen.