Zowel een biologische ouder als een stiefouder kan de rechtbank vragen om een omgangsregeling vast te stellen. In het merendeel van de gevallen gaat het daarbij om biologische ouders die uit elkaar gaan. Aansluitend kunnen zij beiden (of een van hen) via de rechtbank een omgangsregeling (doen) vaststellen. In deze blog bespreekt onze advocaat personen- en familierecht wat daarvoor de relevante voorwaarden zijn. 

Twee varianten omgangsregeling: tijdelijk en definitief

De wet onderscheidt twee varianten op de omgangsregeling. Een daarvan is een omgangsregeling tussen de moeder, vader en het kind. Daarnaast kan ook degene die in ‘een nauwe persoonlijke betrekking’ tot het kind staat een omgangsregeling aanvragen. In deze laatste situatie is veelal sprake van een stiefouder die gedurende enige tijd de zorg en opvoeding over het kind heeft gedragen. Als de relatie wordt verbroken, kan de stiefouder de behoefte hebben om omgang met het kind te blijven houden.

Omgangsregeling met vader

In deze blog worden de voorwaarden besproken waaronder de vader een omgangsregeling kan aanvragen. Bij de ontbinding van een huwelijk of geregistreerd partnerschap spreekt men meestal over co-ouderschap: dit is in wezen hetzelfde als een omgangsregeling, maar bij een co-ouderschap is de zorgverdeling in beginsel 50/50. Een co-ouderschap heeft ook financiële voordelen is daarom vaak populairder dan een reguliere omgangsregeling.

Omgangsregeling na huwelijk of geregistreerd partnerschap

Gemakshalve wordt de situatie aangehaald dat de ouders een huwelijk of geregistreerd partnerschap hebben. Gaan zij uit elkaar, dan moeten er vele zaken geregeld worden. Één daarvan is het overleggen van een ouderschapsplan. In het ouderschapsplan moeten de ouders ook afspraken maken over de verdeling van de zorgtaken. Als de ouders het verzoek tot ontbinding van het huwelijk of geregistreerd partnerschap bij de rechtbank indienen, zullen er vele zaken op korte termijn in orde gemaakt moeten worden.

Omgangsregeling via voorlopige voorziening

In de situatie kunnen de ouders daarom met behulp van een advocaat een verzoek tot voorlopige voorziening indienen. De rechtbank kan dan een voorlopige omgangsregeling vaststellen. Die geldt dan meestal totdat de rechtbank definitief op het verzoek tot ontbinding van het geregistreerde partnerschap of huwelijk heeft beslist. Vervolgens stelt de rechtbank bij de definitieve beslissing een daadwerkelijke omgangsregeling vast. De voorwaarden voor een voorlopige omgangsregeling zijn vaak lichter dan de definitieve. Dat komt omdat de Raad voor de Kinderbescherming niet de mogelijkheid heeft om een diepgaand onderzoek te verrichten naar de belangen van het kind. De rechtbank kan ook een voorlopige omgangsregeling met de vader weigeren, maar dit komt relatief weinig voor.

Voorwaarden voor (definitieve) omgangsregeling

Stelt de rechtbank daarentegen een definitieve omgangsregeling vast, dan gelden de volgende voorwaarden (art. 1:377a lid 3 BW):

De rechter ontzegt het recht op omgang slechts, indien:

a.omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van het kind, of

b.de ouder of degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind kennelijk ongeschikt of kennelijk niet in staat moet worden geacht tot omgang, of

c.het kind dat twaalf jaren of ouder is, bij zijn verhoor van ernstige bezwaren tegen omgang met zijn ouder of met degene met wie hij in een nauwe persoonlijke betrekking staat heeft doen blijken, of

d.omgang anderszins in strijd is met zwaarwegende belangen van het kind.

Zoals aangegeven is een omgangsregeling een fundamenteel recht van het kind: als de rechtbank een ouder een omgangsregeling ontzegt, rust er een zware motiveringsplicht. De rechtbank moet in dat geval aangeven welke feiten en omstandigheden zo zwaar wegen dat het kind een omgangsregeling moet worden onthouden. Als de woon- of verblijfplaats van het kind of de vader onbekend is, is dat op zichzelf geen reden om een omgangsregeling af te wijzen.

a. Nadeel voor geestelijke of lichamelijke ontwikkeling kind

Deze grond heeft betrekking op de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling van het kind. Een eventuele omgang mag aan die ontwikkeling geen nadeel toebrengen. Hieronder kan vallen: onrust en spanningen tussen de ouders. Als de moeder een het verzoek van de vader om een omgangsregeling weigert, is dat op zichzelf nog niet voldoende. Dit kan wel het geval zijn als er consequenties zijn voor het kind. De rechtbank kan de omgangsregeling dan (tijdelijk) ontzeggen.

b. Kennelijke ongeschiktheid

Hieronder valt bijvoorbeeld een ouder die dranks- of drugsverslaafd is. Ook de ouder die telkens de omgangsregeling frustreert of afspraken niet nakomt kan op deze grond een omgangsregeling ontzegd worden.

c. Ernstige bezwaren door kind

Als het kind 12 jaar of ouder is en zelf bezwaren heeft tegen omgang, kan de rechtbank ook op grond hiervan een omgangsregeling met de vader ontzeggen. In de procedure moet wel voldoende vast staan dat dit niet (enkel) komt door toedoen van de moeder. Als het kind 12 jaar of ouder is, is de rechtbank verplicht het kind eerst te horen alvorens een beslissing te nemen. Soms kan de rechtbank ook een kind horen dat nog niet de leeftijd van 12 heeft bereikt.

d. Zwaarwegende belangen kind

Dit is de restcategorie. Als niet voldaan is aan één van voornoemde gronden, kan de rechtbank evenwel een recht op omgang ontzeggen. Aldus heeft de rechtbank ook de bevoegdheid om een omgangsregeling te ontzeggen als dit in het belang van het kind is.

Periodieke toetsing

Een ouder kan bij gewijzigde omstandigheden een nieuw verzoek tot omgangsregeling indienen. Een bestaande omgangsregeling wijzigen is ook mogelijk. De mogelijkheid hiertoe bestaat in elk geval jaarlijks.

Advocaat bij omgangsregeling

De advocaten van Advocatenkantoor Appelman hebben jarenlange ervaring in het personen- en familierecht, waaronder ouderlijk gezag, omgangsregeling, co-ouderschap en echtscheiding.

Door Edward Appelman op 9 augustus 2019 Leestijd: 4 minutes