Uitoefening van het ouderlijk gezag vergt de kwaliteit om juiste beslissingen te maken over de zorg en opvoeding van het kind. Soms is daarbij begeleiding wenselijk om een eventuele ondertoezichtstelling of uithuisplaatsing te voorkomen. In een meer ingrijpende situatie kan een ouder zelfs uit het ouderlijk gezag ontheven worden. Dit deed zich ook voor in een recente zaak van het Hof Den Bosch waarbij het Hof het gezag van de moeder beëindigde omdat zij niet in staat bleek om juiste gezagsbeslissingen te nemen en met pleegzorg te overleggen. Onze familierecht advocaat bespreekt deze uitspraak en legt uit wanneer iemand uit het ouderlijk gezag kan worden gezet.

Casus: ondertoezichtstelling

De feiten in de zaak waren als volgt: het destijds ongeboren kind was onder toezicht geplaatst bij GI. De rechtbank heeft nadien de ondertoezichtstelling verlengd bij beschikking van 24 juni 2016. De moeder is bij dezelfde beschikking uit het ouderlijk gezag gezet en heeft GI (gecertificeerde instelling) benoemd tot voogd over het kind. De moeder ging daartegen in hoger beroep. Daar gaf zij aan weliswaar niet in staat te zijn om over het kind te zorgen en stemde in met het verblijf van het kind bij de pleegmoeder.

Gezag en betrokkenheid

Ondanks dat de moeder aangaf niet in staat te zijn om voor het kind te zorgen, gaf zij aan wel betrokken te willen blijven bij belangrijke beslissingen die uit het gezag zouden kunnen voortvloeien. Zij had nog een zoon, met wie zij bovendien wekelijks contact had in haar thuissituatie.

Advies raad ter zitting

De raad gaf tijdens de zitting een advies inzake de kwestie. De raad gaf aan dat er op alle mogelijke manieren is geprobeerd om de moeder een positie te geven. Bij uithuisplaatsing is van belang, zo heeft de raad aangegeven, dat er wordt gewerkt naar een bepaald doel. Dat was echter in de onderhavige situatie niet mogelijk. Het zou zowel in het belang van de minderjarige als van alle andere betrokkenen zijn dat er duidelijkheid en rust komt.

Verweerschrift en hoger beroep ter zitting

In de hoger beroepsprocedure bracht de GI een verweerschrift in. Zij gaf aan dat de minderjarige was gestart met school en dat de minderjarige behoefte heeft aan goede begeleiding. Op deze manier zou zij vertrouwen kunnen krijgen in haar eigen kunnen. Omdat de bezoeken de afgelopen maanden echter moeizaam waren verlopen, ziet de GI dat er wel verbetering plaatsvindt doordat er wel degelijk meer rust is gekomen.

Pleegmoeder

De pleegmoeder bracht ter zitting in dat zij achter de gezagsbeëindiging van de moeder staat. Zij gaf daartoe aan dat de moeder in het verleden meermaals heeft laten zien geen goede beslissingen te kunnen nemen in het belang van het kind. Ook had zij haar gezag misbruikt door bijvoorbeeld vakanties te belemmeren. Door de beëindiging van het gezag hoopte zij dat er meer rust zou komen voor zowel de minderjarige als de moeder.

Oordeel Hof en gronden voor beëindiging gezag

Het Hof was, net als de rechtbank, van oordeel dat voldaan was aan de grond zoals genoemd in art. 1:266 lid 1 sub a BW. Vereist is dat de minderjarige in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en dat de ouder niet in staat is binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen. Dat de moeder te kennen had gegeven dat zij de uithuisplaatsing ondersteunt, is op zichzelf niet voldoende om het gezag in stand te laten. Immers is ook vereist dat de ouder de gevolgen van de uithuisplaatsing kan overzien en gezagsbeslissingen vervolgens in goed overleg met de pleegouders en pleegzorg kan nemen ten behoeve van het welzijn van het kind. Het Hof oordeelde daarom dat beëindiging van het gezag in het belang van het kind moest worden geacht.

Waarom ons

Gratis kennismakingsgesprek

5000+ zaken behandeld

Flexibel én voordelig

Ook pro-deo

30+ jaar ervaring

Door Edward Appelman op 15 juni 2018 Leestijd: 3 minutes