In een recente procedure bij de rechtbank Limburg werd een vordering ingesteld met betrekking tot premies van een bedrijfstakpensioenfonds en andere fondsen. Een interessante procedure, omdat in de praktijk regelmatig aan orde komt onder welke cao de specifieke onderneming valt, met name als de structuur van de ondernemingen verandert. De vorderingen van eiser in deze procedure werden afgewezen omdat hij niet kon aantonen dat gedaagde onder de werkingssfeer van de betreffende cao’s viel. Onze advocaat arbeidsrecht legt deze uitspraak van de rechtbank uit.
Werkmaatschappijen in de bouw
De feiten in deze zaak waren als volgt. Gedaagde is de moedervennoot van een aantal werkmaatschappijen die in de bouw actief zijn. Gedaagde was tot 10 november 2016 zelf actief in de bouwsector, maar werd daarna een holdingmaatschappij. Zij heeft daarnaast een aantal dochtermaatschappijen. Eiser, aan de andere kant, is ingesteld door cao-partijen in de bouwnijverheid. De statuten en reglementen maken deel uit van de cao Bedrijfstakeigen regelingen (BTER ). In de staatscourant is deze cao algemeen verbindend verklaard voor de periode 1 januari 2016 tot en met 31 december 2019. De cao bevat een verplichting tot premieafdracht aan de BTER-fondsen.
Dagvaarding en geschil
In de procedure voerde gedaagde aan dat er twee producties waren overgelegd, maar waarnaar in de dagvaarding niet werd verwezen. Eiser had dit verzuim echter in de conclusie van repliek hersteld, zodat de rechter de producties alsnog toeliet. Eiser vorderde vervolgens betaling van de aan gedaagde gezonden facturen met betrekking tot de premiebetalingen. Gedaagde had echter haar statutaire naam veranderd en betaalde de fondsen dan ook onder het unieke aansluitnummer. Eiser stelde echter dat niet van haar verlangd kon worden dat dat zij van alle deelnemers zou controleren of de naam van een deelnemer is gewijzigd.
Werkingssfeer fondsen
Gedaagde voerde tegen de vordering van eiser aan dat niet was aangetoond dat zij onder de werkingssfeer van de betreffende fondsen viel. Omdat de vorderingen niet waren geïndividualiseerd, kon ook niet worden nagegaan welk bedrag aan welk fonds zou moeten worden betaald. De rechter deelde deze mening van gedaagde en kwam tot de conclusie dat eiser onvoldoende had aangetoond dat gedaagde onder de werkingssfeer van de cao’s viel. Gedaagde had zich immers weliswaar aangemeld bij een rechtsvoorganger van APG (de administrateur van eiser), maar dit was onvoldoende om tot de conclusie te komen dat gedaagde onder de werkingssfeer van de cao’s viel.
Zelfstandig onderzoek naar naamswijziging?
De rechter oordeelde voorts dat van eiser inderdaad niet kon worden verlangd een controle te verrichten naar eventuele naamswijzigingen en wijzigingen in de organisatiestructuur. In dat opzicht had het dan ook in de weg van gedaagde gelegen om een en ander op de juiste wijze kenbaar te maken. Die naamswijziging brengt echter op zichzelf niet mee dat gedaagde premieplichtig zou zijn jegens eiser en dat de gevorderde bedragen terecht in rekening zijn gebracht. De vordering van eiser werd dan ook afgewezen.