Een website is in het dagelijks handelsverkeer niet meer weg te denken: vrijwel elke onderneming heeft er een. Maar hoe bereik je als opdrachtgever met de opdrachtnemer afstemming over de wensen en inhoud als je er een wil? In een recente procedure bij de rechtbank waren partijen het duidelijk oneens over het eindresultaat van de website en de opdrachtgever weigerde om de kosten voor de website te betalen. Onze advocaat verbintenissenrecht bespreekt de zaak.
Wanprestatie?
De opdrachtgever, gedaagde in de procedure, wilde een website waarmee campagne gevoerd kon worden. Ze schakelde een bedrijf in die een website maakte. Toen de website af was, weigerde de opdrachtgever echter te betalen omdat er volgens haar sprake is van een wanprestatie. De beoogde campagne ging met de website ‘finaal verkeerd’ en de resultaten bleken desastreus. Op grond hiervan diende de opdrachtgever (in reconventie) tijdens de procedure een vordering tot schadevergoeding bij de websitebouwer in.
Overeenkomst van opdracht
De overeenkomst voor het (laten) bouwen van een website wordt ook wel aangeduid als overeenkomst van opdracht. Een opdrachtnemer die in opdracht werk heeft verricht mag daarvoor betaling verwachten, behoudens de situatie dat er sprake is van wanprestatie.
Garantie voor tijdige aflevering?
De kantonrechter, die in overigens opmerkelijk heldere bewoordingen de zaak toelicht, oordeelt dat het aan de opdrachtgever was om aan te tonen waarom er sprake zou zijn van wanprestatie. De opdrachtgever kon dit echter niet: de opdrachtgever had geen duidelijke afspraken gemaakt met de websitebouwer en er was ook geen datum voor oplevering afgesproken. Zo werd bijvoorbeeld niet duidelijk of de websitebouwer een garantie had afgegeven dat de website op tijd klaar zou zijn. De opdrachtgever kon dit tijdens de zitting niet nader toelichten. Duidelijk werd wel dat de site enige tijd offline geweest is en dat er problemen zijn geweest met de webshop. Maar hoe lang de site offline ging en wat de oorzaak was werd tijdens de zitting niet duidelijk. De rechter kon dan ook -bij gebreke aan deugdelijke onderbouwing- niet anders dan de vordering van de websitebouwer toewijzen en de vordering in reconventie van de opdrachtgever afwijzen.