Sluiten twee partijen een overeenkomst, dan geldt het principe: pacta sunt servanda. Ofwel: belofte maakt schuld. Partijen dienen de overeenkomst na te komen. Soms komt het voor dat een partij een overeenkomst sluit onder invloed van een blijvende of tijdelijke storing in de geestvermogens, bijvoorbeeld bij een onderbewindgestelde. Op welke manier kan een overeenkomst in een dergelijke situatie ongedaan worden gemaakt? Dit bespreekt onze advocaat verbintenissenrecht aan de hand van een recent arrest van de Hoge Raad.
Aankoop sterrenwacht
In de procedure die zich afspeelde over een aantal jaren ging het om de aankoop van een sterrenwacht en astronomische apparatuur. De onderbewindgestelde persoon, A, was een hobbyist en geïnteresseerd in sterrenkunde. Bij een onderneming die was gespecialiseerd in het leveren van sterrenkunde-gerelateerde artikelen had hij onder meer de sterrenwacht gekocht voor een bedrag van bijna €214.000.00.
Incapabiliteit om vermogensbelangen waar te nemen
Wat de onderneming echter niet wist – althans, naar later bleek behoorde zij dit wel te weten – was dat A ten gevolge van zijn lichamelijke en/of geestelijke toestand niet in staat was om zijn vermogensrechtelijke belangen zelf waar te nemen. Om die reden was hij per maart 2013 door de kantonrechter onder bewind gesteld. Reden hiervoor was onder meer dat A sinds zijn geboorte aan het Sturge-Webersyndroom leed. Dit syndroom heeft bij hem geleid tot onder meer cognitieve, visuele en motorische beperkingen.
Misbruik van omstandigheden?
Toen de bewindvoerder van A achter de aankoop van de sterrenwacht kwam, deed deze een beroep op vernietiging van de overeenkomst op grond van misbruik van omstandigheden. Hiervan is – kort weergeven – sprake als iemand weet of behoort te weten dat een ander door bijzondere omstandigheden wordt bewogen tot het sluiten van een overeenkomst. De partij weet of moet begrijpen dat de persoon in kwestie hiervan zou moeten worden weerhouden. In dit geval had de onderneming volgens de bewindvoerder moeten weten dat het sluiten van de overeenkomst door A het gevolg was van zijn abnormale geestestoestand.
Relevante gezichtspunten
Vervolgens procedeerden partijen bij zowel de rechtbank als het hof. In beide gevallen kreeg de bewindvoerder gelijk: al beriep de onderneming zich erop dat uit door de bewindvoerder in de procedure overgelegde stukken niet bleek van een abnormale geestestoestand van A, kon die stelling redelijkerwijs geen stand houden. Kort samengevat kwam het functioneren door A onder meer tot uiting door zijn licht motorische stoornis en een karakterstructuur gericht op zeer rechtlijnig handelen.
Causaal verband?
Volgende vraag die alsdan van belang was: was er een causaal verband tussen de bijzondere omstandigheid (namelijk, de abnormale geestestoestand) en de rechtshandeling door A – namelijk, de aankoop van de sterrenwacht? Is namelijk geen sprake van dit causaal verband, dan is een beroep op misbruik van omstandigheden alsnog niet mogelijk. Het hof Amsterdam vond wel. Ook al stond vast dat A onder meer een grote passie had voor sterrenkunde en dat hij lid was van de Koninklijke Nederlandse Vereniging voor Weer- en Sterrenkunde, had A reeds voor aankoop van de sterrenwacht al enkele grote aankopen gedaan bij de onderneming. Door de aard, de omvang en het tempo van door A gedane investeringen was een wanverhouding ontstaan tussen de technische mogelijkheden van de aangeschafte apparatuur en het totale kostenplaatje. Dat alles leidde tot de conclusie dat het causaal verband tussen de bijzondere omstandigheid en de aanschaf was gegeven.
Hof: aankoopgedrag ongebruikelijk
Voorts achtte het hof hierbij ook van belang dat A relatief lichtzinnig had doen blijken om tot aanschaf van de sterrenwacht over te gaan. Zo was enkel sprake van een mondelinge prijsopgave en was geen sprake van een schriftelijke specificatie. Ook had de onderneming in zijn geheel geen andere relevante documentatie overgelegd.
Hoge Raad: bewijsaanbod terecht gepasseerd
In het arrest van de Hoge Raad ging het enkel nog om een processueel aspect, namelijk het bewijsaanbod. Het hof Amsterdam was ingegaan op de vraag: of het aankoopgedrag van A een periode van 4 jaar werkelijk zo uitzonderlijk was, gelet op aankoopgedrag van vergelijkbare hobbyisten. De onderneming had hiervoor een aantal verklaringen van deskundigen/getuigen ingebracht die dat ontkenden. Het hof passeerde dit bewijsaanbod, en de Hoge Raad sanctioneerde dit: het hof had namelijk aan het ongebruikelijke koopgedrag van A namelijk andere overwegingen ten grondslag gelegd, namelijk onder meer dat A geen offerte, bouwtekeningen e.d. op schrift had laten stellen. Uiteindelijk kon de bewindvoerder de aankoop van de sterrenwacht voor een bedrag van bijna €214.000,- aldus met succes ongedaan maken.