Als je door een andere partij schade lijdt, dan zul je doorgaans kosten moeten maken om die partij aansprakelijk te stellen. Bijvoorbeeld het inschakelen van juridische bijstand. Dit valt onder de categorie ‘buitengerechtelijke kosten’ en onder voorwaarden kan de partij een aantal kosten die in dit kader ‘buiten de rechtszaal’ worden gemaakt, tijdens een eventuele gerechtelijke procedure vergoed krijgen. Voor (buitengerechtelijke) kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid geldt daarbij onder meer de zogenoemde ‘dubbele redelijkheidstoets’. Wat dit inhoudt, bespreekt onze advocaat verbintenissenrecht aan de hand van een recent arrest.

Auto-ongeval

In de procedure ging het om een geschil tussen een particulier, A, en een verzekeraar. A was als voetganger op 30 november 2012 aangereden door een bij de verzekeraar verzekerde auto.  Daarop had zij de verzekeraar aansprakelijk gesteld voor alle materiële en immateriële schade die zij ten gevolge van het ongeval had geleden en in de toekomst nog zou lijden. De verzekeraar had een voorschot aan schadevergoeding uitgekeerd ad. €300,-.

Lichamelijke klachten

In de daaropvolgende maanden kreeg A last van lichamelijke klachten, waaronder rugpijn en drukpijn bij de lage onderrug. Zij ging daarvoor naar een manueel therapeut. Mede gezien het feit dat A van mening was dat de complicaties bleven aanhouden deed een medisch adviseur een onderzoek. Die concludeerde onder meer:

Beperkingen: Geen objectieve beperkingen
Medische objectiveerbaar: De ongevalsgerelateerde klachten zijn over.
Medisch causaal verband: Dit is voor klachten langer dan vier wkn na het ongeval niet te onderbouwen.
Pre-existente klachten Al eerder rugklachten, ttv het ongeval was ze hiervoor onder behandeling bij de manueel therapeut.
Prognose / herstel Betrokkene is volledig hersteld.

Deskundigen: geen causaal verband tussen schade en ongeval

Vervolgens schakelde A een belangenbehartiger in, die namens haar in onderhandeling trad met de verzekeraar omtrent het doen uitbetalen van een bedrag tegen finale kwijting. Deze stelde een bedrag ad. € 10.000,- voor. Hierin kon de verzekeraar zich niet vinden, maar voldeed daarentegen een tweetal nota’s betreffende buitengerechtelijke kosten voor een bedrag van in totaal bijna €3.000,-. In daaropvolgende diverse onderzoeken kwamen verschillende deskundigen tot het oordeel dat niet kon worden bewezen dat (blijvende) medische complicaties bij A het gevolg waren van het auto-ongeluk. Er was zodoende geen sprake van een causaal verband tussen het ongeval en de schade.

Declaratie buitengerechtelijke kosten

In een daaropvolgende procedure bij de kantonrechter werd onder meer een deskundige benoemd, die tevens bevestigde dat het causaal verband niet bewezen kon worden. A bleef in de tussentijd buitengerechtelijke kosten maken en wilde deze bij de verzekeraar declareren. Die betaalde nog een deel van deze kosten, maar liet een bedrag ad. €4000,- onbetaald. Daarop startte A een zogenoemde deelgeschilprocedure ter vaststelling van de hoogte van de buitengerechtelijke kosten en verzocht tevens om een veroordeling in de kosten van de deelgeschilprocedure. Naar het oordeel van de kantonrechter was de deelgeschilprocedure echter volstrekt onterecht ingesteld en wees de vordering dan ook af. Om die reden werd aan een begroting van de buitengerechtelijke kosten niet toegekomen.

Voorwaarden voor buitengerechtelijke kosten bij schade en aansprakelijkheid

In de hoger beroepsprocedure oordeelde het hof dat voor een begroting van buitengerechtelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid de volgende factoren van belang zijn:

( a) er moet sprake zijn van een zogenoemd condicio sine qua non-verband tussen de aansprakelijkheid scheppende gebeurtenis (hier: het ongeval) en de kosten;

( b) de kosten dienen in zodanig verband te staan met die gebeurtenis dat zij, mede gezien de aard van de aansprakelijkheid en van de schade, aan de aansprakelijke persoon kunnen worden toegerekend;

( c) het was redelijk om in verband met een onderzoek naar de mogelijke gevolgen van die gebeurtenis deskundige bijstand in te roepen; en

( d) de daartoe gemaakte kosten zijn redelijk.

Volgens een arrest van de Hoge Raad (HR 11 juli 2003, ECLI:NL:HR:2003:AF7423, NJ 2005/50) is niet vereist dat uiteindelijk vast komt te staan dát schade is geleden.

Hof: niet voldaan aan dubbele redelijkheidstoets

In deze procedure kwam het hof tot de slotsom dat de nog openstaande vordering op grond van buitengerechtelijke kosten ad. €10.000,- de dubbele redelijkheidstoets niet kon doorstaan. Ook al stond (inmiddels) vast dat A nauwelijks schade had geleden t.g.v. het ongeval en om die reden weliswaar aanspraak kon maken op een vergoeding van de buitengerechtelijke kosten, maar diverse deskundigen hadden bericht dat er geen causaal verband was tussen het ongeval en de door A geleden schade. Omdat A verzocht om een vergoeding van kosten in een periode waarin die standpunten reeds bekend waren, waren deze kosten niet in redelijkheid gemaakt. Het hof wees de vordering van A dan ook af.

Door Edward Appelman op 30 april 2020 Leestijd: 3 minutes