Al is de advocaat-cliëntrelatie vaak persoonsgebonden, kan het soms voorkomen dat een andere (collega)advocaat het dossier (tijdelijk) moet overnemen. Al mag de cliënt ervan uitgaan dat de advocaat zijn belangen persoonlijk behartigd, is dat soms niet anders: dit doet zich bijvoorbeeld voor vakanties of onverwachte ziekte. Onlangs wees de rechtbank een uitspraak omtrent een geschil tussen de advocaat en diens cliënt: de cliënt stelde zich op het standpunt dat zijn zaak niet zomaar mocht worden overgedragen. Onze advocaat verbintenissenrecht bespreekt de uitkomst van de procedure.
Overname dossier door kantoorgenoot
De feiten: in de procedure had de cliënt zijn advocaat, A, aangenomen voor bijstand in een arbeidsgeschil. Op een bepaald moment ging A met vakantie en overlegde met zijn cliënt over het in orde was dat zijn kantoorgenoot, B, de zaak tijdelijk zou overnemen. De cliënt ging daarmee akkoord. Uiteindelijk spraken de collega’s af dat B en C samen het dossier van de cliënt in behandeling zouden nemen.
Overeenkomst van opdracht
De cliënt was het daar niet mee eens: hij had immers afgesproken dat enkel B zijn zaak mocht overnemen. Uiteindelijk ontstond een geschil over de betaling van nota’s. De B.V. waarmee de cliënt de overeenkomst van opdracht had gesloten en waarbinnen de advocaten aldus werkzaam verzochten de cliënt om betaling.
Algemene voorwaarden
Op de overeenkomst van opdracht tussen de cliënt en de B.V. waren de algemene voorwaarden van de B.V. van toepassing. In de algemene voorwaarden was opgenomen dat de cliënt de overeenkomst van opdracht sluit met de B.V. Een advocaat voert de opdracht dan persoonlijk uit naar wens van de cliënt. In de algemene voorwaarden was echter bepaald dat de B.V. de zaak mocht overdragen aan een andere advocaat binnen de B.V. als zij dit nuttig of noodzakelijk achtte.
Overeenkomst of A.V. bepalend?
De cliënt was echter van mening dat in dit geval de opdrachtbevestiging een uitzondering vormde op de algemene voorwaarden. In de opdrachtbevestiging was namelijk enkel opgenomen dat A en B de zaak mochten overnemen, niet C. De rechter volgde dat betoog echter niet: volgens hem waren de algemene voorwaarden bepalend. Het enkele feit dat de opdrachtbevestiging niet noemde dat C eventueel de zaak zou kunnen overnemen was daarom onvoldoende. Tot slot was ook van belang dat de cliënt pas had geprotesteerd tegen de overname door C nadat de cliënt de eindfactuur had ontvangen.
Buitengerechtelijke incassokosten afgewezen
De cliënt werd wel op één punt in het gelijk gesteld. De B.V. had namelijk in de nota vermeld dat betaling diende plaats te vinden binnen 14 dagen, anders zouden de buitengerechtelijke incassokosten voor rekening van cliënt komen. Dit was in strijd met art. 6:96 lid 6 BW, namelijk dat de schuldenaar een termijn van tenminste 14 dagen moet worden gegeven voor betaling. De termijn daarvoor vangt aan op de dag na ontvangst van de factuur.
Proceskosten
Al met al werd de B.V. in het gelijk gesteld. De cliënt werd door de rechter veroordeeld tot betaling van de nog openstaande nota te voldoen. Daarbij kwamen ook de proceskosten voor zijn rekening.