Als ouders gaan scheiden, komt vaak de vraag aan de orde of zij zomaar mogen verhuizen. Het belang van de verhuizende ouder moet dan worden afgewogen tegen het belang van de andere ouder. Al verschilt het altijd van geval tot geval, zijn er wel enkele aanknopingspunten. Onze advocaat personen- en familierecht bespreekt deze.
Toestemming bij gezamenlijk gezag
Tijdens het huwelijk oefenen de ouders het gezag over hun kinderen gezamenlijk uit. Uitgangspunt is dat zij na een scheiding dit gezamenlijk gezag blijven uitoefenen. Het kan zijn dat de rechtbank in de echtscheidingsbeschikking bepaalt dat voortaan één van de ouders het gezag heeft, bijvoorbeeld omdat dit in het belang van de kinderen is. Doet deze situatie zich voor, dan hebben ouders van elkaar geen toestemming nodig voor een verhuizing. Hebben de ouders wel het gezamenlijk gezag en verleent een ouder de ander geen toestemming, dan kan deze een verzoek tot vervangende toestemming indienen bij de rechtbank. Ouders kunnen in dit kader ook afspraken maken in het ouderschapsplan.
Hoe ver mogen ouders na scheiding van elkaar wonen?
Vervolgens ligt de vraag voor hoe ver ouders na de scheiding van elkaar mogen wonen. Hierbij hangt het mede af van de vraag hoe de ouders de zorg- en opvoedingstaken hebben verdeeld. Draagt de verhuizende ouder een groter aandeel in die zorg- en opvoedingstaken, dan speelt dit voor hem/haar een positieve rol in de belangenafweging.
Belang verhuizing: vervangende toestemming
Verder speelt het belang voor de verhuizing an sich een rol. Uitgangspunt is dat een ouder met gezamenlijk gezag voor iedere verhuizing toestemming nodig heeft van de andere ouder. Dat betekent aldus dat het niet uitmaakt hoe ver je wil verhuizen. Geeft de ouder geen toestemming voor de verhuizing, dan betrekt de rechtbank bij het verzoek tot vervangende toestemming de volgende aspecten:
– de noodzaak om te verhuizen;
– de mate waarin de verhuizing is doordacht en voorbereid;
– de door de verhuizende ouder geboden alternatieven en maatregelen om de gevolgen van de verhuizing voor het kind en de andere ouder te verzachten en/of te compenseren;
– de mate waarin de ouders in staat zijn tot onderlinge communicatie en overleg;
– de rechten van de andere ouder en de minderjarigen op onverminderd contact met elkaar
in hun vertrouwde omgeving;
– de verdeling van de zorgtaken en de continuïteit van de zorg;
– de frequentie van het contact tussen de minderjarigen en de andere ouder voor en na de verhuizing;
– de leeftijd van de minderjarigen, hun mening en de mate waarin zij geworteld zijn in hun omgeving of juist gewend zijn aan verhuizingen;
– de (extra) kosten van de omgang na de verhuizing.
Geen toestemming? Dan kan ouder terugverhuizing vorderen
Het is ook belangrijk om voor ogen dat een ouder eigenrichting pleegt zodra deze zonder toestemming verhuist. De andere ouder kan dan een procedure starten bij de rechtbank waarin deze vordert dat de andere ouder terug verhuist, zulks op straffe van een dwangsom. Als verweer kan de andere ouder dan inbrengen dat hem of haar (alsnog) vervangende toestemming wordt verleend. Daarbij toetst de rechtbank aan bovenstaande criteria. Wijst de rechtbank dit verzoek af, dan zal dat in principe tot gevolg hebben dat de andere ouder moet terugverhuizen. Vaak vindt op verzoek van de rechtbank ook een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming plaats. Die beoordeelt dan, kort gezegd, of de verhuizing in het belang van het kind is.
Conclusie
Het maakt niet uit hoe ver je als ouder na een scheiding wil verhuizen, je hebt in principe altijd toestemming nodig van de andere ouder. Uiteraard heeft een langere afstand invloed op de belangen van de andere ouder en de kinderen. Het verdient aanbeveling om een (voorgenomen) verhuizing te bespreken met de ouders onderling. Een advocaat of mediator kan daarbij een rol spelen.