Over wanneer een werkgever aansprakelijk is voor een bedrijfsongeval op de werkvloer is al het nodige geschreven. Toch blijkt het niet eenvoudig om op voorhand vast te stellen wanneer de werkgever schadeplichtig is wanneer de achterliggende oorzaak van het bedrijfsongeval niet kan worden vastgesteld. Veelal wordt dan gekeken of de werkgever de nodige maatregelen heeft getroffen om het ongeval te voorkomen. Recent heeft het hof daarover een interessant arrest gewezen en uiteengezet welke factoren daarbij van belang kunnen zijn. Onze advocaat arbeidsrecht bespreekt het arrest.
Relevante kaders bij beoordeling van de aansprakelijkheid
In art. 7:658 lid 1 BW staat vermeld dat de werkgever gehouden is om zodanige maatregelen te treffen en aanwijzingen te geven als redelijkerwijs noodzakelijk om te voorkomen dat de werknemer in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. Wat in dit geval van de werkgever mag worden verwacht hangt af van de omstandigheden van het geval (vgl. HR 11 november 2005, ECLI:NL:HR:2005:AU3313). De werknemer hoeft enkel aannemelijk te maken dat hij of zij schade heeft geleden op de werkvloer. Als dat het geval is, is het aan de werkgever om aan te tonen dat hij alle nodig maatregelen heeft getroffen om deze schade te voorkomen.
Werkgever: hoog veiligheidsniveau en onoplettendheid werknemers in acht nemen
Daarnaast wordt van de werkgever verwacht dat hij een hoog veiligheidsniveau van de betrokken werkruimte, werktuigen en gereedschappen garandeert (vgl. HR 11 april 2008, ECLI:NL:HR:2008:BC9225). Tot slot is het ook relevant dat werknemers na verloop van tijd minder oplettendheid zullen betrachten op de werkvloer. Dit is een algemeen gegeven, zeker wanneer de arbeid (zwaar) fysiek van aard is. De werkgever dient er in deze situaties dan ook op toe te zien dat in dit verband de nodige maatregelen worden getroffen om ‘lichtvaardige’ ongelukken te voorkomen (vgl. HR 11 november 2005, JAR 2005/287).
Bedrijfsongeval: geen getuigen aanwezig
Deze relevante materie deed zich ook in de hier te bespreken procedure voor. De medewerkster was werkzaam als plukster en werkte voornamelijk in het magazijn. Op een bepaald moment liep zij door een gang om lege bakjes te pakken. De vloer bleek – al werd dit nadien betwist- nat te zijn. Daardoor kwam de medewerkster ten geval en brak haar pols. Er waren geen getuigen die dit ongeval hadden zien gebeuren, zodat zij in beginsel geen bewijs had om de werkgever aansprakelijk te kunnen stellen.
Kantonrechter wijst vorderingen af, want geen schending zorgplicht van de werkgever
De daaropvolgende procedure pakte dan ook in haar nadeel uit: de kantonrechter wees haar vorderingen af omdat niet voldoende vast kon worden gesteld wat de oorzaak van het bedrijfsongeval was. Op grond daarvan was de kantonrechter van oordeel dat de werkgever haar zorgplicht niet had geschonden.
Welke maatregelen moet de werkgever redelijkerwijs treffen?
In deze procedure ging het (ook in hoger beroep ) om de vraag of de werkgever inderdaad de nodige maatregelen had getroffen om het ongeval te voorkomen. Dat kon de werkgever in hoger beroep in beginsel goed onderbouwen: volgens haar was de vloer ter plekke van het ongeval destijds schoon en was deze voldoende stroef en niet glad. Daardoor legde zij een overzicht aan reinigingen binnen het magazijn over als ondersteunend bewijs. Daarnaast voerde zij aan in mei 2016 een risico-inventarisatie te hebben laten uitvoeren. Tot slot krijgen (nieuwe) werknemers de instructie om deugdelijke werkschoenen in het magazijn te dragen en de werkneemster droeg deze ook.
Hof: werkgever wel zorgplicht geschonden
Het hof komt, anders dan de kantonrechter, tot het oordeel dat de werkgever wel aansprakelijk is voor het ongeval. Uit het reinigingsoverzicht bleek volgens het hof namelijk niet dat de cel waarin de werkneemster werkzaam was, ook daadwerkelijk was schoongemaakt. Daarnaast was vast komen te staan dat ten tijde van het ongeval volop werkzaamheden in het magazijn werden verricht. Het kwam geregeld voor dat er resten van champignons en andere rommel op de werkvloer viel. Er waren geen roosters, borstels of matten geplaatst waardoor werknemers het profiel van hun schoen schoon konden maken. Gelet daarop was het mogelijk dat zich resten in het profiel van de werkneemster hadden opgehoopt en dat zij daardoor was uitgegleden. Het hof ging aldus in deze, door de werkneemster aangedragen, stelling mee.
Maatregelen dienen oorzaken zo veel als mogelijk uit te sluiten
Gelet hierop komt het hof tot het oordeel dat niet met zekerheid kan worden vastgesteld door welke oorzaak de werkneemster was gevallen. Het was daarom aan de werkgever om aan te tonen dat zij alle mogelijke maatregelen had getroffen om het ongeval te voorkomen. Daarin was zij niet geslaagd. Nu de werkneemster een mogelijke oorzaak voor haar val kon benoemen waarvoor de werkgever geen veiligheidsmaatregel had getroffen, had zij haar zorgplicht jegens de werkneemster geschonden. Aldus werd de werkgever vooralsnog aansprakelijk gehouden.