De bedrijfsarts speelt een belangrijke rol bij ziekteverzuim. Meldt een werknemer zich ziek, dan vindt vaak een onderzoek door de bedrijfsarts plaats. Zo helpt hij onder meer bij een eventueel re-integratietraject. Onlangs speelde bij de rechtbank Midden-Nederland een interessante casus. Een bedrijfsarts concludeerde dat een werknemer zijn werk gewoon kon doen, terwijl de verzekeringsarts concludeerde tot arbeidsongeschiktheid van de werknemer. Aan welk oordeel werd doorslaggevende betekenis toegekend? Onze advocaat arbeidsrecht licht het toe.
Onderzoek bedrijfsarts
Het ging om een werkneemster, X, die schoonmaakwerkzaamheden verrichte voor 17,5 uur per week. Op 29 november 2019 meldde zij zich bij de werkgever ziek. Op 10 december 2019 meldde zij zich bij de bedrijfsarts voor onderzoek. Die stelde een rapport op en verklaarde onder meer: ““Betrokkene geeft een aantal klachten aan, maar ik zie geen reden voor arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte/gebrek (…)”. X was het hier niet mee eens en hervatte haar werk niet.
Oordeel verzekeringsarts: arbeidsongeschikt
De werkgever gaf aan dat zij een second opinion (Deskundig Oordeel) bij het UWV kon vragen. Tot die tijd staakte de werkgever verdere loonbetalingen zolang X haar werk niet zou hervatten. Op 11 februari 2020 ging X naar het spreekuur van de verzekeringsarts. De verzekeringsarts had tevens overleg gehad met de bedrijfsarts. Op basis van het spreekuur en de informatie van de bedrijfsarts concludeerde de verzekeringsarts dat X arbeidsongeschikt was.
Kort geding tot loonbetaling
X meende op grond hiervan aanspraak te maken op betaling van achterstallig loon. De werkgever had immers ten onrechte de loonbetalingen stopgezet. Toen de werkgever hierin persisteerde, startte X een kort geding tot betaling van het achterstallig loon.
Bewijslevering in kort geding
In kort geding kan loonbetaling alleen gevorderd worden als in de bodemprocedure het in hoge mate waarschijnlijk is dat de rechter de vordering toewijst. Gelet op de aard van de procedure was het niet mogelijk dat het UWV het deskundigenrapport van de verzekeringsarts toelichtte.
Bedrijfsarts baseert onderzoek op verklaring huisarts en gesprek
De kantonrechter overwoog dat de bedrijfsarts zijn rapport mede had gebaseerd op een verklaring van de huisarts van 29 november 2019 en een gesprek met X. Hij erkende dat X klachten had, maar niet zodanig dat sprake zou zijn van arbeidsongeschiktheid. Volgens de kantonrechter had de bedrijfsarts hier niet juist gehandeld. Hij had niet mogen afgaan op de verklaring van de huisarts, omdat die niet de actuele gezondheidssituatie van X weergaf. Ook was mogelijk de informatievoorziening tussen de bedrijfsarts en X niet goed. X sprake de Nederlandse taal niet (goed) machtig. Ook had de bedrijfsarts onterecht geen fysiek onderzoek gedaan bij X.
Oordeel verzekeringsarts in dit geval doorslaggevend
Daarentegen had de verzekeringsarts X wel fysiek onderzocht. Hij had tevens overleg gevoerd met de bedrijfsarts en vervolgens geconcludeerd tot arbeidsongeschiktheid. Volgens de kantonrechter moest aan het rapport van de verzekeringsarts daarom doorslaggevende betekenis worden toegekend. Gelet daarop stond vast dat X arbeidsongeschikt was. Zij had zich zodoende op goede gronden mogen ziekmelden. De werkgever diende over te gaan tot betaling van het achterstallig loon.