Dwingend recht
Dwingend recht houdt in dat er sprake is van een wetsbepaling waarvan niet ten nadele van een partij mag worden afgeweken. Zo zijn de meeste bepalingen uit Burgerlijk Wetboek 7 betreffende arbeidsovereenkomsten van dwingend recht. Dat betekent dat de werkgever niet door middel van de arbeidsovereenkomst afspraken mag maken met de werknemer die voor de werknemer ongunstiger zouden zijn dan de wet voorschrijft. Ook zijn de meeste bepalingen omtrent het huurrecht van dwingend recht. Dat betekent dat de verhuurder in de huurovereenkomst geen afspraken mag maken die nadeliger zijn dan de wettelijke bepalingen.
Een andere variant is regelend recht. In dat geval heeft de wet een aanvullende werking op een tussen partijen gesloten overeenkomst. Een voorbeeld hiervan is de betaling van een schuld. In art. 6:41 BW is dit zo vormgegeven, dat als er geen plaats voor de nakoming is bepaald, de levering moet geschieden ter plaatse waar de schuldenaar zijn beroep of bedrijf uitoefent of anders zijn woonplaats heeft. Als partijen dus niets zijn overeengekomen, zal de schuldenaar het goed moeten leveren ter plaatse waar hij zijn onderneming gevestigd heeft of waar hij zijn woonplaats heeft.