Voorbeelduitspraken adoptie meerderjarige
Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van gerechtelijke uitspraken waarbij een verzoek tot adoptie van een volwassene werd toegewezen. De hieronder gegeven casussen geven het feitencomplex weer. Zie voor een tweetal uitspraken die door ons kantoor werden behandeld en waarin de rechtbank een verzoek tot volwassenenadoptie toewees een uitspraak van 9 mei 2019 (klik hier) en een uitspraak van 30 oktober 2019 (klik hier).
Rechtbank Oost-Brabant d.d. 15 november 2022
De Rechtbank Oost-Brabant deed op 15 november 2022 uitspraak in een zaak waarbij een verzoek tot adoptie van een meerderjarige werd ingewilligd. Het verzoek werd gedaan door een echtpaar dat al enkele jaren samenwoonde en op [huwelijksdatum] in het huwelijk was getreden.
De meerderjarige in kwestie, [X], was de dochter van [naam vader] en [naam moeder] en had hechtingsproblemen die waren ontstaan door een onveilige hechting met haar biologische ouders. Bij adoptie ontstaan er familierechtelijke betrekkingen tussen de adoptiefouders en het adoptiefkind en worden de familierechtelijke banden met de bestaande familieleden beëindigd. De wet voorziet echter niet in een manier waarop die familiebanden na de bereikte meerderjarigheid nog zouden kunnen ontstaan. Het echtpaar voerde echter aan dat er zeer bijzondere omstandigheden waren die ertoe moesten leiden dat de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 1:228, eerste lid, sub a, BW terzijde werd geschoven. De rechtbank oordeelde dat er inderdaad sprake was van zeer bijzondere omstandigheden die een terzijdestelling van deze bepaling rechtvaardigden en het vasthouden aan het bepaalde in artikel 1:228, eerste lid, sub a, BW zou een ongeoorloofde inbreuk op artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) opleveren, namelijk het recht op bescherming van het gezinsleven tussen (pleeg)ouders en een door hen opgevoed kind. Lees hier de blog over de uitspraak.
Uitspraak rechtbank Oost-Brabant d.d. 29 oktober 2020
Op 29 oktober 2020 wees de rechtbank Oost-Brabant een verzoek tot volwassenenadoptie toe. In de zaak ging het om een adoptiegezin dat al 19 jaar had samengewoond en het pleegkind werd beschouwd als een volledig geïntegreerd lid van het gezin. De belangrijkste reden voor de adoptie was om de banden met de biologische moeder te verbreken, met wie het pleegkind een slechte relatie had. De rechtbank hield bij de beoordeling onder andere rekening met de lange periode van verzorging en opvoeding, de hechte band met het adoptiegezin en de negatieve relatie met de biologische moeder. Lees hier de blogpost over de uitspraak inclusief link naar de rechtbankuitspraak zelf.
Rechtbank Noord-Nederland 22 november 2017
Feiten:
Meerderjarige dochter woont al vanaf dat zij zeven jaar oud was samen met haar moeder en stiefvader in gezinsverband. Vrijwel haar gehele leven is zij mede opgevoed door de stiefvader. Er was sporadisch contact met de biologische vader, maar zij wenste geen contact meer met hem te hebben. Gedurende 12 jaar had de stiefvader in alle opzichten de rol van vader vervuld en deed dat ten tijde van de adoptieprocedure nog steeds.
Er was in deze procedure sprake van bijzondere omstandigheden, omdat de meerderjarige dochter sterke angstgevoelens had. De reden hiervan was dat de biologische vader het contact met de destijds minderjarige dochter abrupt op zevenjarige leeftijd had verbroken. Zij ondervond ten gevolge daarvan paniekaanvallen en werd daarvoor regelmatig behandeld.
De rechtbank achtte het in het belang van de meerderjarige dochter om de adoptie toe te wijzen om zo haar ontwikkeling als jongmeerderjarige te bevorderen. Zij had dan ook een zwaarwegend belang om de adoptie te bewerkstelligen. De emotionele band die zij had zou dan juridisch bevestigd worden.
Ter zitting had de biologische vader verklaard achter het verzoek tot adoptie te staan. Op grond van deze omstandigheden wees de rechtbank de adoptie toe.
Rechtbank Gelderland 24 april 2017
Feiten:
Meerderjarige dochter woont al vanaf haar zesde tot aan haar huwelijk in 1987 in het gezin van haar moeder en de stiefvader. Zij had vanwege een aantal heftige gebeurtenissen in het verleden een sterke band ontwikkeld met de stiefvader. Zij had nimmer contact gehad met haar biologische vader en had dan ook niks meer van hem te verwachten. De adoptiefvader verkeerde in de veronderstelling dat er al sprake was van een adoptie, maar toen hij erop werd gewezen dat dit niet het geval was, had hij pas eerst het verzoekschrift tot adoptie ingediend.
De belanghebbenden tijdens de zitting -de biologische vader- had tijdens de zitting geen verweer gevoerd tegen de adoptie, en de rechtbank wees op die grond het verzoek tot adoptie toe.
Gerechtshof ’s-Hertogenbosch 21 juli 2011
Feiten:
Inmiddels meerderjarige woont sinds zeer jonge leeftijd -vier jaar- bij zijn moeder en stiefvader. Daarmee had hij vrijwel zijn gehele leven met de stiefvader in gezinsverband geleefd.
Uit het huwelijk van de moeder en de stiefvader waren tevens twee zoons geboren, die ten tijde van het verzoek tot adoptie nog minderjarig waren. Het Hof was van oordeel dat de stiefvader in alle opzichten de rol van vader had vervuld, zodat er op die basis een nauwe persoonlijke betrekking was ontstaan die kon worden aangemerkt als familie- en gezinsleven in de zin van art. 8 lid 1 EVRM. Daarbij had de meerderjarige zoon al 16 jaar geen contact meer met zijn biologische vader.
Het gezin waarin de meerderjarige zoon opgroeide was van Pakistaanse afkomst. De zoon voelde zich naar eigen zeggen ook Pakistaans en beleed het moslimgeloof. Hij was veel bezig met het zoeken naar zijn identiteit. Het Hof achtte het in dit kader van belang dat de zoon voor zijn identiteitsontwikkeling en persoonlijke ontwikkeling noodzakelijk achtte dat hij niet alleen gevoelsmatig tot het gezin behoorde, maar ook juridisch een volwaardig gezinslid zou worden. De biologische vader had het verzoek bovendien niet tegengesproken. Het Hof vernietigde de beschikking van de rechtbank en wees het verzoek tot adoptie toe.
Rechtbank Zwolle-Lelystad 22 juni 2010
Feiten:
In deze zaak ging het om een adoptie bij een paar van gelijk geslacht (vrouwen). De rechtbank wees in dit geval de adoptie van de meerderjarig geworden kinderen toe en verwees naar een uitspraak van het Hof Amsterdam van 16 maart 2000. Adoptie van een meerderjarige is in beginsel niet mogelijk omdat de wet als vereiste stelt dat het kind op de eerste dag van het verzoek minderjarig moet zijn (art. 1:228 lid 1 BW). Dit werd in het onderhavige geval beschouwd als een niet zinvol onderscheid, te meer omdat de biologische ouders onbekend waren (er was sprake van donorschap). De rechtbank oordeelde dan ook dat niemand een nog in rechte te beschermen belang had om de adoptie niet toe te wijzen. Toewijzing van de adoptie beoogde dan ook de belangen van de meerderjarigen te beschermen. De nationale regel, dat een verzoek tot adoptie alleen in geval van minderjarigheid kan worden verzocht, diende op basis van art. 8 EVRM dan ook te wijken. De adoptie werd toegewezen.
Hof Den Bosch 12 juli 2007
Feiten:
In deze zaak werd het verzoek tot adoptie van een meerderjarig geworden dochter, die inmiddels de leeftijd van 27 had bereikt, afgewezen. Zij was van jongs af aan door appellanten opgevoed en was bij hen opgegroeid. Tijdens de minderjarigheid van de dochter was adoptie al een keer ter sprake gekomen, maar zij had destijds nog contact met haar biologische vader en wenste niet geadopteerd te worden. In de periode daarna is over de wens geadopteerd te worden niet meer gesproken. De reden hiervoor was dat appellanten en de dochter zich hadden gericht op hun eigen bedrijf en opleiding. De dochter was bovendien bezig met het stichten van een gezin. Bij het verzoek werden verder geen omstandigheden aangevoerd op basis waarvan er daadwerkelijk sprake zou zijn van een bijzondere situatie, waardoor het Hof niet anders kon dan het verzoek tot adoptie afwijzen. Dit was begrijpelijk, nu de wens om te worden geadopteerd enerzijds begrijpelijk was, maar anderzijds het verzoek alleen kan worden toegewezen als daar daadwerkelijk zwaarwichtige redenen aan ten grondslag liggen.