Onlangs werd een interessante procedure gevoerd bij het hof Den Haag met als centraal onderwerp de aansprakelijkheid van de advocaat bij een beroepsfout. De maatstaf die het hof in de procedure hanteerde week weinig af van het in 2015 gewezen arrest van de Hoge Raad, waarin ons hoogste rechtscollege een aantal beoordelingscriteria voorlegde om na te gaan wanneer er sprake is van (kans)schade. Onze advocaat aansprakelijkheidsrecht bespreekt het arrest van het hof.
Kansschade wegens niet-ingesteld hoger beroep?
De feiten: de door X aangespannen procedure (2) tegen zijn advocaat betrof in essentie een gemiste kans om in hoger beroep te gaan tegen een ongunstige uitspraak van de rechtbank (1). In procedure werd X in het ongelijk gesteld en dreigde hij te blijven zitten met een aanzienlijk bedrag aan schade. Hij geeft opdracht aan zijn advocaat om hoger beroep in te stellen, maar door een fout van zijn medewerker werd de wederpartij ontslagen van instantie. Dit houdt in dat het hoger beroep geen doorgang vindt, bijvoorbeeld omdat het aan de rechtbank verschuldigde griffierecht niet tijdig is voldaan.
Toerekenbare tekortkoming
In de tegen zijn advocaat aangespannen procedure (2) bij de rechtbank wordt X in het ongelijk gesteld. De rechtbank stelt vast dat de beroepsfout van de advocaat inderdaad vaststaat, maar dat onzeker is in hoeverre deze fout schade heeft veroorzaakt. Immers, in de procedure (1) werd X door de rechtbank in het ongelijk gesteld en kon hij enkel hoger beroep aantekenen. Stel dat hij dat daadwerkelijk zou hebben gedaan, dan dient te worden onderzocht hoe de uitspraak van het hof zou luiden en of het aannemelijk is dat het hof in hoger beroep het vonnis van de rechtbank zou hebben vernietigd.
Goede en kwade kansen?
De rechtbank in de procedure (2), waarin X jegens zijn advocaat in het ongelijk werd gesteld, sluit aan bij de kansschadeleer van de Hoge Raad. Deze houdt in dat de rechter moet beoordelen hoe de appelrechter, als hij wel zou hebben kunnen oordelen over het hoger beroep, had behoren te beslissen. In dat geval schat de rechter de schade in aan de hand van de goede en kwade kansen die de cliënt in hoger beroep zou hebben gehad.
Grieven en kansschade?
Hoe wordt door de rechtbank beoordeeld hoe het hof in hoger beroep tegen het vonnis zou hebben aangekeken en of er sprake is van kansschade? Dit gebeurt aan de hand van het opstellen van grieven. Daarin geeft de partij aan op welke punten hij het oneens is met het vonnis van de rechtbank. In hoger beroep behandelt het hof deze grieven. en blijven de overige vorderingen en verweren buiten de rechtsstrijd. Zulks geeft aanleiding voor de rechter in procedure (2) om de grieven, die X eigenlijk had willen aanvoeren in de procedure bij het hof (1), te beoordelen. De rechter komt op basis hiervan tot de conclusie dat de kans dat het hof in de procedure (1) tot een ander oordeel van de rechtbank zou zijn gekomen, zeer klein en nagenoeg verwaarloosbaar is. De rechtbank oordeelt dat het hof in hoger beroep waarschijnlijk (nagenoeg) tot dezelfde uitspraak zou zijn gekomen. Om die reden werden de vorderingen van X in de procedure (2) tegen zijn advocaat afgewezen.