Met enige regelmaat komt het voor dat er tussen de werknemer en werkgever sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding . Dat kan een grond opleveren voor ontbinding van de overeenkomst . Zowel de werknemer als de werkgever kunnen zich in dat geval tot de rechter wenden met het verzoek de ontbinding uit te spreken. Die toets is echter niet eenvoudig. Zo kwam de rechter onlangs tot een opmerkelijke uitspraak: die oordeelde dat de werkgever in beginsel de arbeidsovereenkomst met de werknemer niet in stand kon laten, maar dat er desondanks geen sprake was van een verstoorde arbeidsovereenkomst. Onze advocaat arbeidsrecht bespreekt deze procedure.
Feiten en omstandigheden
In deze casus ging het om een leraar die te werk was gesteld op een middelbare school. Op enig moment kwamen er klachten binnen over de leraar. De schoolleiding voerde diverse gesprekken met hem en een voorzitter van het bestuur. De klachten bestonden onder meer uit vermoedens van grensoverschrijdend gedrag. In dit kader had de media in 2015 al enige aandacht besteed in verband met het vermoeden dat meerdere docenten op de school zich daar schuldig aan zouden hebben gemaakt.
Schorsing en strafrechtelijk onderzoek leraar
Op basis van de gesprekken met de schoolleiding wordt de leraar op een bepaald moment geschorst voor vier weken. Nadien wordt die schorsing verlengd met drie maanden, en aansluitend nogmaals drie maanden. In de tussentijd werd door het openbaar ministerie een ingesteld n.a.v. de verdenkingen omtrent grensoverschrijdend gedrag. Nadien werd het politieonderzoek afgerond en werd de conclusie getrokken dat er geen concreet bewijs was aangetroffen. De schorsing van de leraar werd opgeheven, maar werd desondanks overgeplaatst naar een andere school.
Nieuwe verdenkingen grensoverschrijdend gedrag
Op de nieuwe school kwamen er nogmaals geruchten dat er sprake zou zijn van grensoverschrijdend gedrag. Een nieuw onderzoek werd ingesteld, waarna de leraar wederom met eenmaal verlenging werd geschorst voor de duur van drie maanden. De leraar stelde beroep in tegen de schorsingsbesluiten, maar deze schorsingsberoepen werd door de Commissie van Beroep ongegrond verklaard. Nadien startte het OM weer een onderzoek naar misstanden, maar seponeerde ook dat onderzoek uiteindelijk.
Opzegging door werknemer: redelijke grond en als herplaatsing binnen redelijker termijn niet mogelijk is
Volgens de kantonrechter stond in deze procedure allereerst vast dat er geen sprake is van een opzegverbod zoals bedoeld in art. 7:670 BW. Daarom kwam de rechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het ontbindingsverzoek en sloot daarbij aan bij art. 7:669 BW. Daarin is in algemene formuleringen bepaald dat de werkgever een arbeidsovereenkomst enkel kan opzeggen als er sprake is van een redelijke grond en als herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, niet mogelijk is.
Een van de redelijke gronden: verstoorde arbeidsverhouding
Voor de vraag wanneer er sprake is van een ‘redelijke grond’ geeft het Burgerlijk Wetboek een limitatieve opsomming. Een daarvan is dat er sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding. Die moet dusdanig zijn, dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. De werkgever deed daar ook een beroep op in deze procedure. Volgens de kantonrechter konden de feiten en omstandigheden echter niet tot de conclusie leiden dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding. Zowel de school als de leraar waren de afgelopen jaren herhaaldelijk geconfronteerd met verklaringen en aangiftes omtrent grensoverschrijdend gedrag, maar die hebben op zichzelf aldus niet geleid tot een grond om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In plaats daarvan ging zij telkens over tot een schorsing. Volgens de rechter was het aldus een moeilijke, zo niet onmogelijke taak om de leraar weer voor de klas te plaatsen, maar de school kon nu niet ineens een beroep doen op het feit dat er sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding.
Opzegging door werkgever: geen misbruik van recht
De ratio achter de opzeggingsgrond is dat werkgevers daar een beroep op dienen te doen zodra zij deze grond redelijkerwijs kunnen inroepen. Dit is bedoeld om de zwakkere partij, de werknemer, te beschermen: anders kan de werknemer – achteraf – alsnog met een opzegging worden geconfronteerd en dit kan misbruik in de hand werken.