Onlangs heeft de A-G geconcludeerd inzake een aantal prejudiciële vragen. Daarin werd onder meer de vraag aan de orde gesteld of een deurwaardersexploot ook rechtsgeldig kan worden betekend aan een opgegeven briefadres. De inhoudelijke overwegingen van de A-G zijn interessant, omdat het verduidelijkt op welke wijze een persoon rechtsgeldig kan worden opgeroepen als hij enkel beschikt over een briefadres, maar geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland heeft. Onze advocaat procesrecht bespreekt de conclusie van de A-G. 

Casus en prejudiciële vragen

De vragen werden gesteld naar aanleiding van een procedure die de Onderlinge Waarborgmaatschappij DSW Zorgverzekeraar U.A. had ingesteld n.a.v. een onbetaald gelaten zorgverzekeringspremie van één van haar klanten. Die had geen bekende woon- en verblijfplaats binnen Nederland.

Geldt briefadres als gekozen woonplaats in de zin van art. 1:15 BW?

De eerste vraag die de rechtbank aan de Hoge Raad stelde, was of een door een persoon in de BRP opgegeven briefadres als gekozen woonplaats als bedoeld in art. 1:15 BW geldt.

De A-G concludeert daarop bevestigend. Daaruit volgt in principe dat een dagvaarding ook rechtsgeldig op een opgegeven briefadres kan worden betekend door de deurwaarder; wel is van belang dat sommige categorieën personen volgens de A-G op grond van de Wet BRP verplicht zijn om zich op een briefadres te laten registreren. Voor (overige) categorieën personen die zich kunnen laten registreren op een briefadres, geldt dat die registratie in beginsel een vrijwillige keuze is. Dit is een wat gekunstelde constructie, omdat een persoon die geen geregistreerd woonadres heeft, zich verplicht moet registreren op een briefadres. Hoe dan ook: vrijwillig of niet, volgens de A-G valt een brievenbusadres onmiskenbaar gelijk te stellen met een woonplaatskeuze zoals bedoeld in art. 1:15 BW.

Voorwaarden voor betekening aan briefadres

De tweede prejudiciële vraag betrof – als een briefadres inderdaad gelijk kon worden gesteld met een woonplaatskeuze – of de dagvaarding op dit adres door de deurwaarder moet worden betekend.

Ook het antwoord daarop luidt volgens de A-G bevestigend. Immers: als een briefadres als gekozen woonplaats in de zin van art. 1:15 BW moet worden beschouwd, betekent dat in beginsel dat de dagvaarding op dat adres dient te worden betekend (zie ook r.o. 8.19 van het arrest van de HR). Daarbij is bovendien van belang dat de gewone dagvaardingstermijn in acht dient te worden genomen en met het gewone aanvangstijdstip kan worden volstaan. Tot slot overwoog de A-G dat als in de basisregistratie personen een geheimhoudingsindicatie bij het adres is opgenomen – ongeacht of dit een briefadres of woonadres is – het exploot kan voldoen aan de wettelijke vereisten, zelfs als de adresgegevens niet in het exploot zijn opgenomen. Dit geldt ook als de woongemeente niet in het exploot is opgenomen.

Slotsom

Tot slot werd overwogen dat bij een betekening van de dagvaarding op het briefadres van de gedaagde partij, de rechter van die woonplaats ex. art. 99 Rv uitsluitend bevoegd is om kennis van het geschil te nemen. Wanneer de eiser er desondanks voor kiest om een dagvaarding openbaar te betekenen, is hij ertoe gehouden om te bewerkstelligen dat de dagvaarding de gedaagde partij alsnog bereikt. Openbare betekening verdient in deze situatie dus niet de voorkeur.

Arrest Hoge Raad

Ten tijde van de publicatie van dit artikel is het arrest van de Hoge Raad nog niet gewezen. Deze volgt naar verwachting op korte termijn.

Door Edward Appelman op 19 juni 2019 Leestijd: 3 minutes