In vaststellingsovereenkomsten (hierna te noemen VSO) wordt doorgaans standaard afgesproken dat partijen afzien van vernietiging, ontbinding of nietigverklaring van de overeenkomst. Ook verlenen partijen elkaar in de overeenkomst altijd finale kwijting.  Met finaal wordt bedoeld finaal d.w.z. partijen kunnen hier niet op terug komen.

Stel u ontdekt na ondertekening dat u nog vakantiedagen tegoed heeft. In de overeenkomst staat hier niets over.  Doordat u getekend heeft voor finale kwijting bent u die dan kwijt. Heeft u de vso getekend met het beding finale kwijting en realiseert uw werkgever na ondertekening dat u  nog een studieschuld heeft dan hoeft u die niet te voldoen. Zeker van een professionele partij als een werkgever mag verwacht worden dat deze een dergelijke schuld in de vso meeneemt. Uitgangspunt is dat partijen aan de overeenkomst gebonden zijn (pacta sunt servanda),  zeker als het een vso betreft. De rechter zal dan ook terughouden reageren mocht één der partijen na ondertekening alsnog menen een vordering te hebben op de andere partij. Daarvan is geen sprake indien na ondertekening blijkt dat de betrokken werknemer (ernstige) fraude heeft gepleegd. Dat zou anders geweest zijn indien de fraude voor de ondertekening zou zijn besproken of in het kader van de totstandkoming van de vso als onderhandelingspunt zou zijn geagendeerd. Onder die omstandigheden mag een werknemer er niet van uit gaat dat de finale kwijting ook zijn frauduleuze handelingen betreft.

Ongelijk kreeg een werkgever die vernietiging wilde van de vso terwijl zij deze zelf had opgesteld mét daarin een bepaling waarin partijen  afstand deden van vernietiging, dus ook van het in de vso opgenomen  beding van finale kwijting aldus het Hof.

Na ondertekening had de werkgever ontdekt dat de werknemer tijdens zijn dienstverband (beperkte) nevenactiviteiten had verricht.  Ongelijk kreeg de werknemer die na ondertekening van de vso aanspraak maakte op de onregelmatigheidstoeslag over een aantal jaren. Ook hij had getekend voor finale kwijting.  Bij de afwijzing was voor de Kantonrechter van belang dat de werknemer tijdens de onderhandelingen juridisch was bijgestaan én er onderhandeld was over de ort over  het lopende jaar. Na ondertekening kwam de werknemer er achter dat hij ook over de voorliggende jaren recht had op ort. Zijn vordering werd met een beroep op de finale kwijting en de omstandigheden van zijn geval (o.a. juridische bijstand) afgewezen.

Heeft u vragen over uw vso?  Schroom niet te bellen of te mailen voor een gratis kennismakingsgesprek. Veel werkgevers stellen in de vso overigens een bedrag beschikbaar voor juridische kosten.

Waarom ons

Gratis kennismakingsgesprek

5000+ zaken behandeld

Flexibel én voordelig

Ook pro-deo

30+ jaar ervaring

Door Edward Appelman op 2 november 2018 Leestijd: 2 minutes