Het is een klassiek aspect binnen het aansprakelijkheidsrecht: gevaarzetting. Als iemand (onbewust) een gevaarlijke situatie creëert en een ander lijdt daardoor schade, dan kan deze partij daarvoor onder voorwaarden aansprakelijk zijn. Dat wordt beoordeeld aan de hand van de zogenoemde Kelderluik-criteria. Hoe deze criteria luiden, bespreekt onze advocaat aansprakelijkheidsrecht aan de hand van een recente schadeclaim aan een supermarkt.
Procesverloop
In de casus had een supermarkt vlak voor een paaltje een reclamebord geplaatst. Een automobilist had hierdoor beweerdelijk het paaltje niet gezien en was daardoor met zijn auto er tegenaan gebotst.
Schadeclaim supermarkt
De automobilist diende een claim voor de schade in bij de supermarkt voor een bedrag ad. €2.000,-. Daar de supermarkt van oordeel was niets verkeerd te hebben gedaan, wees zij aansprakelijkheid van de hand. Daarop startte de automobilist een procedure bij de kantonrechter. Binnen de termijn had de supermarkt een conclusie van antwoord ingediend (reactie op de dagvaarding), maar omdat de kantonrechter deze niet ontvangen had wees zij de vordering van de automobilist bij gebrek aan gemotiveerde betwisting toe.
Toetsing aansprakelijkheid a.d.h.v. Kelderluik-criteria
In de hoger beroepsprocedure toetste het hof aan de zogenoemde Kelderluik-criteria. Deze criteria zijn een verwijzing naar het gelijknamige arrest uit 1965 (HR 5 november 1965, ECLI:NL:HR:1965:AB7079 en (onder meer) HR 28 juni 2013, ECLI:NL:HR:2013:47). In het Kelderluik-arrest ging het om een medewerker van Coca Cola die frisdrank afleverde bij een café. Daarbij had hij een kelderluik open laten staan waarna een van de klanten in het café – op weg naar het toilet – in het openstaande kelderluik viel. Daarbij liep hij ernstige verwondingen op. Uiteindelijk liet ons hoogste rechtscollege zich uit over de vraag óf, en zo ja onder welke voorwaarden in een dergelijke situatie iemand aansprakelijk kan worden gehouden voor gevaarzetting. Een ander klassiek arrest in dit kader is het zogenoemde Jetblast-arrest.
Voorwaarden aansprakelijkheid
Aldus diende het hof in de hier te bespreken procedure m.b.t. de supermarkt te toetsen aan de Kelderluik-criteria en de vraag te beantwoorden of de supermarkt onrechtmatig had gehandeld door het reclamebord op de bewuste plek neer te zetten. Van belang daarbij is:
- wat een partij (in casu: de supermarkt) mocht verwachten over de mate van waarschijnlijkheid van de niet-inachtneming van de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid door automobilisten;
- de grootte van de kans dat daaruit ongevallen zouden ontstaan,
- de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben, en
- hoe bezwaarlijk de te nemen veiligheidsmaatregelen zouden zijn.
Oordeel hof: geen concrete gevaarzetting
Aan de hand van deze criteria overwoog het hof dat door het plaatsen van het reclamebord de kans op een ongeval groter was geworden. Ook had de supermarkt het reclamebord eenvoudigweg verder van de stoep kunnen plaatsen. Wel nam het hof in aanmerking dat het hier ging om inparkerende auto’s en dat die – meestal – langzaam rijden en goed oplettend zijn. De waarschijnlijkheid dat automobilisten niet goed zouden opletten was aldus klein. Daarbij stond volgens het hof bovendien vast dat de auto over de stoep was gereden. De partner van de automobilist ontkende dat, maar omdat het paaltje zich op de stoep bevond kon die stelling niet kloppen. Nu de supermarkt mocht verwachten dat parkerende automobilisten de vereiste oplettendheid zouden betrachten, woog dat zwaarder dan de stelling van de automobilist: dat de supermarkt het bordje eenvoudigweg elders had kunnen plaatsen. De supermarkt werd in hoger beroep alsnog in het gelijk gesteld en was niet aansprakelijk.