Alle minderjarigen in Nederland staan onder gezag van één of twee personen. In veel gevallen zijn dat de oorspronkelijke ouders. Soms kan het voorkomen dat de ouders wettelijk gezien niet in staat zijn om het gezag over de minderjarige uit te oefenen. Daarvan is sprake als een of beide ouders bijvoorbeeld minderjarig zijn. Het kan ook zijn dat er sprake is van een omstandigheid waardoor de ouder niet met het wettelijk gezag kan worden bekleed. In die gevallen kan de rechtbank een voogdijmaatregel uitspreken. Wat dit inhoudt, illustreert onze advocaat personen- en familierecht aan de hand van een recente uitspraak.
Voorwaarden uitoefening gezag
Dat minderjarigen onder gezag dienen te staan, is wettelijk bepaald. Personen die minderjarig zijn, onder curatele zijn gesteld of die wegens hun geestesvermogens (tijdelijk) niet in staat zijn het gezag uit te oefenen, zijn niet bevoegd om het gezag uit te oefenen. De moeder heeft meestal van rechtswege het gezag. Bij de vader is dat vaak niet het geval (tenzij er bijvoorbeeld sprake is van geboorte binnen een huwelijk of geregistreerd partnerschap), zodat de vader het gezag zal moeten aanvragen.
Gezamenlijk gezag, tenzij onmogelijkheid daartoe
Het kan echter voorkomen dat de vader het gezag niet heeft en ook niet wenst aan te vragen. In die situatie is er dan sprake van eenhoofdig gezag bij de moeder. Is de moeder echter niet in staat om het gezag uit te oefenen, zal de rechtbank in eerste instantie de andere ouder met het gezag bekleden. De rechtbank beoordeelt daarbij wel of de belangen van het kind zich daar niet tegen verzetten. Dat komt omdat er zich geregeld de situatie kan voordoen dat de vader (bijvoorbeeld uit onwil) niet in staat is om het gezag over het kind uit te oefenen.
Voogdijmaatregel
In deze gevallen benoemt de rechtbank een voogd die alsdan het gezag over het kind zal uitoefenen. Dit wordt ook wel een voogdijmaatregel genoemd. Vaak wordt dit gedaan op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming. De RvdK heeft onder meer als taak om te voorzien dat alle minderjarigen in Nederland onder gezag staan. In een recente procedure bij het hof Den Bosch ging het om een vader die niet in staat was om het gezag te dragen. Omdat de moeder minderjarig was en de vader aldus niet met het gezag kon worden bekleed, benoemde de rechtbank een voogd.
Familielid als voogd
Vaak worden familieleden als voogd aangewezen. Dat kan bijvoorbeeld de grootmoeder- of vader van het kind zijn. Enkel als het voogdijschap door de persoon wordt aanvaard, zal deze door de rechtbank als voogd kunnen worden benoemd. Ook een instelling zoals Bureau Jeugdzorg kan als voogd over een kind worden aangesteld. De instelling neemt dan onder meer belangrijke beslissingen over het kind, zoals schoolkeuze. Als het familielid als voogd over het kind wordt aangesteld, wordt vaak gelet op de onderlinge verstandhouding tussen de familieleden. Ook wordt gekeken naar de vraag op welke wijze de belangen van het kind het meest gediend wordt.
Advies Raad voor de Kinderbescherming
De Raad voor de Kinderbescherming adviseert in procedures waarbij minderjarigen betrokken zijn, de rechtbank. De RvdK kan op basis van de feiten en omstandigheden adviseren of het wenselijk is dat bijvoorbeeld een familielid als voogd wordt aangesteld. Ook een hulpverleningstraject kan daarbij tot de mogelijkheden behoren.