Ouders met gezamenlijk gezag die uit elkaar gaan, dienen vaak rekening te houden met een aantal belangrijke zaken. Zo dienen zij gezamenlijk beslissingen te maken over hun minderjarige kind(eren) en elkaar daarbij zoveel als mogelijk te betrekken. Dit wordt wellicht lastiger als een ouder met gezag ver weg woont, zodat die kan worden geacht minder betrokken te zijn bij de zorg en opvoeding van het kind. Een effectieve uitoefening van het ouderlijk gezag kan dan immers worden bemoeilijkt. Toch is het enkele feit dat een ouder bijvoorbeeld in het buitenland verblijft, op zichzelf onvoldoende reden om het ouderlijk gezag te wijzigen, zo blijkt uit een recente uitspraak. Onze advocaat personen- en familierecht bespreekt deze procedure.
Feiten en procesverloop
In de procedure zijn zowel de moeder als een oudtante woonachtig in Nederland. Het kind had zijn hoofdverblijf bij de oudtante. De moeder zou op korte termijn terugkeren naar Curaçao zodat de moeder wilde dat de oudtante het gezag over het kind zou verkrijgen. Op grond daarvan vroeg de oudtante aan de rechtbank om met het voogdijschap over het kind te worden bekleed. Zij zou aldus op grond daarvan in Nederland het gezag over het kind verkrijgen.
Gronden voor wijziging ouderlijk gezag
In deze procedure deed beoordeelde de rechtbank of werd voldaan aan de voorwaarden op basis van art. 1:253r BW. De voorwaarden daarvoor zijn kort gezegd dat de andere ouder met het gezag wordt bekleed als de ene ouder met gezag al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeerd om het ouderlijk gezag uit te oefenen. De rechtbank bekleedt in dat geval de andere ouder met het gezag. Kan die ouder dit niet of is dit niet in het belang van het kind, dan benoemt de rechtbank een voogd.
Tijdelijke onmogelijkheid van gezagsuitoefening?
In deze procedure stelde de moeder en de oudtante zich op het standpunt dat de moeder door haar vertrek naar Curaçao (tijdelijk) niet het ouderlijk gezag kon uitoefenen. De rechtbank oordeelde echter dat dit onvoldoende reden was om aan te nemen dat de moeder al dan niet tijdelijk niet in staat zou zijn het ouderlijk gezag uit te oefenen. De moeder gaf desgevraagd namelijk aan dat zij ook na haar haar verhuizing zonder meer goed bereikbaar zou zijn voor het kind. Ook zouden zij dagelijks contact blijven houden.
Praktische overwegingen onvoldoende
De rechtbank overwoog dat dit onvoldoende gronden waren om tot de conclusie te komen dat de moeder al dan niet tijdelijk het gezag niet zou kunnen uitoefenen. Zij maakten aldus onvoldoende aannemelijk dat de moeder, ondanks de afstand, niet in staat zou zijn om belangrijke beslissingen over het kind te maken. Wel gaven zij aan dat ze de wens hadden dat het kind in Nederland kon blijven wonen en dat dit dan financieel ook mogelijk zou worden gemaakt omdat de oudtante dan kindgebonden budget zou verkrijgen. Ook de RvdK gaf aan dat het vanuit praktische overwegen nuttig zou zijn dat de oudtante tot voogdes zou worden benoemd, maar de rechtbank overwoog dat ook daaruit niet volgt dat de moeder tenminste tijdelijk in de onmogelijkheid zou verkeren zelf het gezag uit te oefenen. Het verzoek werd aldus afgewezen.