Uitspraak rechtbank Noord-Holland d.d. 10 januari 2023
Op 10 januari 2023 heeft de rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak betreffende vernietiging van erkenning. Het verzoek tot vernietiging van de erkenning door verzoekster – het thans meerderjarige kind – was niet ingediend binnen de termijn van artikel 1:205, vierde lid, BW. Desondanks werd verzoekster op grond van artikel 8 EVRM toch ontvankelijk geacht gelet op de omstandigheden van het geval.
Feiten en omstandigheden
Verzoekster is op [geboortedag verzoekster] 1993 in [geboorteplaats verzoekster] geboren uit de moeder. Op 23 december 1998 is verzoekster met toestemming van de moeder erkend door [man], die niet haar biologische vader is. Verzoekster heeft eigenlijk altijd al geweten dat de man niet haar biologische vader is.
Verzoek
Verzoekster heeft verzocht om de vernietiging van de erkenning door de man, zodat de biologische vader haar kan erkennen. Voor het geval de rechtbank meent dat verzoekster het verzoek te laat heeft ingediend, stelt zij dat zij toch ontvankelijk moet worden verklaard in het verzoek op grond van artikel 8 EVRM.
Verweer
De moeder stemt in met het verzoek.
Beoordeling
Op grond van artikel 205, eerste lid, sub a. van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan een verzoek tot vernietiging van de erkenning door het kind worden ingediend op de grond dat de erkenner niet zijn biologische vader is, tenzij de erkenning tijdens zijn meerderjarigheid heeft plaatsgevonden. Ingevolge het vierde lid van genoemd wetsartikel wordt het verzoek door het kind ingediend binnen drie jaren nadat het kind bekend is geworden met het feit dat de man vermoedelijk niet zijn biologische vader is.
Vaststaat dat het verzoek tot vernietiging van de erkenning niet binnen de wettelijke termijn is ingediend. Het stellen van termijnen is in beginsel geen ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van betrokkenen in de zin van artikel 8 EVRM, maar de rechtbank oordeelt dat toepassing van de termijn in dit geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van verzoekster betekent. Verzoekster heeft vanaf haar 18e verjaardag op regelmatige basis contact met de biologische vader. Sinds de recente ernstige ziekte van haar vader heeft verzoekster de wens dat de vader haar kan erkennen.
In die zin is de ziekte van de vader een scharnierpunt voor haar geweest. De vader wil verzoekster ook graag erkennen, zo blijkt uit de stukken en hetgeen ter zitting is besproken. Ook de moeder wenst dat de erkenning wordt vernietigd. Daarnaast worden geen belangen van anderen geschaad bij het niet vasthouden aan de wettelijke termijn. Hierbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat de man is overleden. Tenslotte valt niet in te zien hoe de rechtszekerheid in dit geval zou worden geschaad bij het niet vasthouden aan de wettelijke termijn.
Op grond van het vorenstaande heeft de rechtbank het verzoek van verzoekster toegewezen en de erkenning van [man] van [verzoekster] vernietigd. De griffier is opgedragen om een afschrift van deze beschikking te zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente Den Helder.
Conclusie
De rechtbank Noord-Holland heeft het verzoek van verzoekster tot vernietiging van de erkenning toegewezen, ondanks dat het niet binnen de wettelijke termijn was ingediend. De rechtbank oordeelde dat het vasthouden aan de termijn in dit geval een ongerechtvaardigde inmenging in het familie- en gezinsleven van verzoekster zou zijn. De erkenning is vernietigd en verzoekster kan nu erkend worden door haar biologische vader.