Op 8 februari 2021 maakte Onze minister bekend dat interlandelijke adopties zouden worden stopgezet. De reden hiervoor was gelegen in het feit, dat er in het verleden te vaak sprake zou zijn geweest van misstanden en onzorgvuldigheden rond adoptieprocedures. Op 2 november 2022 jl. is vanuit de overheid besloten om interlandelijke adoptie weer (beperkt) toe te staan. Wat thans de mogelijkheden voor een interlandelijke adoptie zijn, wordt in deze blog uitgelegd.
Geen invloed op Nederlandse adopties
Belangrijk om te merken: de besluiten rond interlandelijke adopties hebben geen invloed op Nederlandse adopties. In Nederland bleef (en blijft) het aldus gewoon mogelijk om bijvoorbeeld een stiefkind of pleegkind te adopteren. Ook de adoptie op grond van het traject Afstand ter adoptie blijft mogelijk.
Interlandelijke adoptie: beginseltoestemming
Bij een adoptie vanuit Nederland ligt de procedure doorgaans iets anders: in een dergelijke situatie moet een adoptiefouder in principe beschikken over een beginseltoestemming. Daaraan gaat o.a. een informatietraject vooraf en een screeningsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Als er geen bezwaren zijn gerezen, dan kunnen de adoptiefouders een beginseltoestemming aanvragen. Sinds 8 februari 2021 kon dit aldus niet meer, maar nu weer wel. De landen waarbij een adoptie weer mogelijk is zijn: Filipijnen, Hongarije, Lesotho, Taiwan, Thailand en Zuid-Afrika.
Alleen beginseltoestemming bij gewone verblijfplaats in Nederland
Wat vaak leidt tot verwarring: een beginseltoestemming is alleen nodig als de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats hebben in Nederland gedurende het adoptieproces, terwijl het adoptiefkind zijn gewone verblijfplaats heeft in het land van herkomst. Dat betekent dat interlandelijke adoptie niet alleen beperkt is tot bovengenoemde landen, maar dat de adoptiemogelijkheden aanzienlijk ruimer zijn. Dat wordt hierna kort toegelicht.
Geen beginseltoestemming nodig
Adoptiefouders hoeven geen beginseltoestemming te hebben als zij gedurende ten minste een jaar in het betreffende land het kind in hun gezin hebben opgenomen, en aansluitend het gezinsverband voortzetten in Nederland. Voorwaarde is dan wel, dat de adoptiefouders ten minste de voogdij of adoptie van het kind hebben aangevraagd in het betreffende land. Hierbij geldt het criterium ‘gewone verblijfplaats’. Dit is een ruim begrip, maar gaat in de kern om, dat de partij vestiging heeft in een land met het oog op een duurzaam verblijf.
Omzetting adoptie in Nederland
Hebben de adoptiefouders (of een van hen) ten minste een jaar in het betreffende land het kind opgenomen in hun gezin? Dan kunnen zij de buitenlandse adoptie omzetten in een Nederlandse adoptie. Als er geen buitenlandse adoptie is, kunnen zij via een advocaat vragen om een adoptie naar Nederlands recht, zodat de rechtbank formeel de adoptie uitspreekt in Nederland. Naar Nederlands recht zijn de adoptiefouders dan voortaan de wettelijk ouders van het kind. Daarbij kan het kind officieel de naam krijgen van een van de adoptiefouders en dragen de adoptiefouders daarnaast het ouderlijk gezag.