Door Edward Appelman op 7 oktober 2019 Leestijd: 5 minutes
Als een partij een spoedeisend belang heeft, kan deze een kort geding starten bij de rechtbank. Dat begint doorgaans met het uitbrengen van de dagvaarding. Een belangrijke overweging om een kort geding te starten zijn vaak de kosten: op voorhand is het daarom belangrijk om een inschatting te maken de juridische kans op succes. In deze blog bespreekt onze advocaat procesrecht de belangrijkste kostenposten die bij een kort geding komen kijken.
Kort geding kanton of sector civiel
Welke kosten er bij een kort komen kijken, hangt van veel aspecten af. Het eerste aspect is de vraag of het gaat om een kort geding bij de
kantonrechter of bij de sector civiel. Kort gezegd gaat het vaak om een kantonprocedure als het gaat om een huurkwestie, arbeidsgeschil, consumentenzaak of als de vordering niet meer bedraagt van €25.000,-. Als de vordering hoger is dan dit bedrag of als het gaat een vordering van onbepaalde waarde, dan gaat het om een procedure bij de sector civiel. Veel kantonprocedures gaan over
geldvorderingen.
Proceskostenveroordeling
De vraag of het gaat om een kort geding bij de kantonrechter of bij de sector civiel is met name van belang voor een proceskostenveroordeling. In een eerdere blog schreef onze advocaat procesrecht over de
kosten voor een procedure bij de kantonrechter, waaronder kort geding. De rechtspraak maakt daarbij gebruik van de
Aanbeveling tarieven kort geding en kanton (gepubliceerd via rechtspraak.nl). Verliest een partij, dan moet deze het salaris van de advocaat van de wederpartij voldoen. De meeste zaken worden aangemerkt als ‘gemiddeld’ complex. Dat betekent dat het te betalen salaris dan €720,- bedraagt.
Salaris kort geding sector civiel
Gaat het echter om een kort geding bij de sector civiel? Dan is het salaris iets hoger. Volgens de Aanbeveling tarieven kort geding en kanton is het salaris van de advocaat in dat geval bij een gemiddelde zaak €980,-. Belangrijk op om te merken is dat dit enkel betrekking heeft op de proceskostenveroordeling. Wint een partij, dan moet deze het vastgestelde salaris conform de Aanbeveling tarieven kort geding en kanton aan de wederpartij voldoen. Dat komt dan bovenop de eigen
advocaatkosten. In zekere zin worden de kosten voor de winnende partij alsdan ‘gecompenseerd’.
Dagvaarding
Een ander belangrijk onderdeel bij een kort geding zijn de kosten voor een dagvaarding. Hiervoor zijn geen standaardtarieven, maar het uitbrengen van een dagvaarding door de deurwaarder kost omstreeks €80,-. Wint de partij die de dagvaarding uitbrengt de zaak (de eisende partij)? Dan moet de wederpartij (gedaagde) deze kosten vergoeden.
Pro-deo (toevoeging)
Als een partij aanspraak kan maken op
pro-deo (toevoeging), dan zijn de kosten voor een kort geding lager. Het is wel van belang om te weten dat een proceskostenveroordeling hier in principe los van staat. Dat betekent dat een partij die op basis van pro-deo een kort geding start, alsnog de proceskosten van de wederpartij moet betalen als de partij in het ongelijk wordt gesteld. Die proceskosten omvatten dus in elk geval: het honorarium van de advocaat en
griffierecht.
Buitengerechtelijke incassokosten
Een ander aspect dat een rol kan spelen zijn de
buitengerechtelijke incassokosten. Dit speelt echter niet vaak een rol als het gaat om een kort geding. Buitengerechtelijke incassokosten hebben namelijk betrekking op de situatie dat het gaat om een geldvordering en de wederpartij betaalt niet. Een
incasso kort geding is dan vaak mogelijk, maar het is vaak raadzaam om een reguliere
bodemprocedure te starten. Een partij kan bij een geldvordering buitengerechtelijke incassokosten vorderen als deze de wederpartij in gebreke heeft gesteld en daarna een termijn van ten minste 14 dagen heeft gegeven om te betalen. In de brief (ook wel:
sommatie) moet de partij dan wel opnemen dat deze aanspraak maakt op buitengerechtelijke incassokosten als de wederpartij niet betaalt.
Voorlopig getuigenverhoor & deskundigenbericht niet in kort geding
Kosten die geen rol spelen in een kort geding, maar wel bij een bodemprocedure: een
voorlopig getuigenverhoor of
deskundigenbericht. Dit komt omdat een kort geding zich niet leent voor uitgebreide bewijsvoering.
Griffierecht
Het laatste aspect dat een rol speelt bij de kosten voor een kort geding is het griffierecht: ook dit is een onderdeel van een eventuele proceskostenveroordeling. Het griffierecht varieert van €81,- tot €297,- voor natuurlijke personen (2019). Rechtspersonen (ondernemingen) betalen meer griffierecht. Dit is bij een kort geding doorgaans €639,-. Als een natuurlijke persoon een kort geding start tegen een onderneming start en verliest, dan moet deze partij het griffierecht van de rechtspersoon vergoeden.
Afwijkende tarieven bij IE-zaken
Tot slot: soms hanteert de rechtspraak afwijkende tarieven. Dit speelt bijvoorbeeld bij zaken op het gebied van intellectuele eigendom (o.a. auteursrecht, merkenrecht en octrooirecht). In plaats van een forfaitaire vergoeding maakt de rechtspraak daarbij gebruik van indicatietarieven. Gaat het om een eenvoudige zaak, dan moet de verliezende partij in elk geval €6000,- aan de wederpartij vergoeden. Bij een complexe zaak loopt dit op tot maximaal €25000,-. Overigens is dit vaak reden voor partijen om te
schikken, vanwege de aanzienlijke kosten voor een kort geding in IE-zaken.
Kort geding personen- en familierecht
Overigens geldt binnen het personen- en familierecht ook een afwijkende regeling. Al is dit niet wettelijk verplicht, is het gebruikelijk dat de rechtbank bepaalt dat partijen hun eigen proceskosten dragen. Gaat het bijvoorbeeld om een kort geding tot nakoming van een omgangsregeling, dan dragen partijen in beginsel aldus hun eigen kosten. Dit zijn aldus: de kosten voor de dagvaarding, het honorarium van de advocaat en griffierecht.
Voorbeeld 1: arbeidsgeschil
Tot slot twee voorbeelden: stelt een werkgever een werknemer op
non-actief, dan kan die werknemer een kort geding starten tot wedertewerkstelling. Als de werknemer niet op basis van pro-deo procedeert, dan betaalt hij aldus de kosten voor de dagvaarding (circa €80,-), het honorarium van de advocaat en griffierecht (€297,-). Wint de werknemer de procedure, dan moet zijn werkgever vergoeden: de kosten voor griffierecht, de dagvaarding en het honorarium van de advocaat (in beginsel €720,-). Procedeert de werknemer wel op basis van pro-deo? Dan betaalt hij een lager bedrag aan griffierecht. De kosten worden hierdoor voor de werkgever als verliezende partij ook lager. Een ander voorbeeld van het arbeidsrecht betreft het vorderen van
contractuele boetes bij nakoming van een concurrentiebeding.
Voorbeeld 2: huurkwestie
Een ander voorbeeld betreft een huurkwestie. Als een zakelijke verhuurder
renovatiewerkzaamheden wilt doorvoeren aan een winkelcentrum, dan kan de zakelijke huurder dit door middel van een kort geding tegen houden. Als de zakelijke huurder (als onderneming) een kort geding start, dan betaalt deze €639,- aan griffierecht, circa €80,- voor de dagvaarding en het honorarium van de eigen advocaat. Bij een zakelijk geschil is pro-deo in beginsel niet mogelijk. Wint de huurder, dan moet de verhuurder de kosten voor griffierecht, het uitbrengen van de dagvaarding en het salaris van de advocaat (in beginsel €720,-) voldoen.
Conclusie
Resumerend zijn een aantal kosten op voorhand goed te voorspellen. Bij een zaak die niet op basis van pro-deo is, hangen de kosten van een kort geding met name af van het honorarium van de advocaat. Dit is vaak afhankelijk van de complexiteit van de zaak. Soms speelt een tussentijdse
overdracht van een dossier ook een rol.