Door Edward Appelman op 12 november 2018 Leestijd: 3 minutes
In procedures geldt het beginsel van hoor en wederhoor. Dat betekent dat partijen de gelegenheid moeten hebben op elkaars stellingen te reageren om die manier een objectief oordeel van de rechter te kunnen verkrijgen. Een belangrijk aspect hierbij is het recht op pleidooi: de mondelinge toelichting van een partij op een schriftelijk processtuk. Partijen hebben echter niet altijd het recht om pleidooi te voeren. Onze advocaat procesrecht legt aan de hand van een recente uitspraak uit onder welke omstandigheden de rechter een verzoek daartoe kan afwijzen wegens strijd met de goede procesorde.
Verstekverlening
De feiten: in de procedure staan Bacardi and Company Limited en Bacardi-Martini B.V. tegenover een zestal verweerders, waaronder veelal B.V.’s. Een van de verweerders, Loendersloot Internationale Expeditie B.V. (hierna: Loendersloot) verschijnt aanvankelijk niet in de procedure verschenen, waarop de rechter verstek tegen hem verleent.
Zuivering verstek en vordering zekerheidsstelling
Voordat de procedure verder door de rechter in behandeling wordt genomen, stelt een van de overige verweerders, A, dat de rechter niet bevoegd is. Daarnaast dient zij een
vordering tot zekerheidsstelling in, zodat zij de garantie heeft dat Bacardi, mochten A en de overige verweerders op een later moment alsnog in het gelijk worden gesteld, alsnog de zekerheid hebben dat zij hun vordering op Bacardi c.s. kunnen verhalen. Kort daarop verschijnt Loendersloot in de procedure en dient een
incidentele vordering in tot het treffen van een
voorlopige voorziening en een incidentele vordering tot het overleggen van bescheiden. Zij vraagt daarop om het voeren van pleidooi.
Incidentele vorderingen
Het verzoek door Loendersloot wordt echter niet zonder meer door de rechter toegewezen. In dit verband overweegt de rechter dat nog geen van de overige gedaagden een
conclusie van antwoord heeft gegeven op de door Bacardi ingestelde vorderingen en dat de enige proceshandelingen die tot dan toe waren verricht, de door A en Loendersloot opgeworpen incidenten waren. Dit was bovendien pas nadat hij in de procedure was verschenen en aldus het verstek had gezuiverd. Daarbij zij vermeld dat A en Loendersloot in de procedure worden bijgestaan door dezelfde
advocaat, die van het procesverloop door beide partijen op de hoogte en dat Bacardi bezwaar voert tegen het verzoek om pleidooi te houden.
Recht op pleidooi absoluut?
De rechter stelt voorop dat, voordat door de rechter op de zaak wordt beslist, aan partijen desverlangd gelegenheid wordt gegeven pleidooien te voeren (art .134 Rv jo. art. 208 lid 1 Rv). Het recht om pleidooi te voeren en aldus het standpunt mondeling toe te lichten vloeit ook voort uit artikel 6 EVRM. Een verzoek van een partij om een zaak mondeling te mogen bepleiten mag slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden worden afgewezen, bijvoorbeeld als de wederpartij klemmende redenen aanvoert of dat toewijzing van het verzoek om pleidooi strijdig zou zijn met een goede procesorde.
Strijd met goede procesorde?
De rechter oordeelt dat in dit geval Loendersloot geen recht op pleidooi toekomt, omdat zij geen enkele reden heeft aangevoerd waarom zij niet eerder in de procedure is verschenen en het incident niet eerder, bijvoorbeeld ten tijde van het opgeworpen incident door A, heeft ingebracht. Het verzoek van Loendersloot wordt kennelijk ingegeven vanuit de wens om de hoogte van het bedrag waarvoor Bacardi zekerheid moet stellen nogmaals mondeling toe te lichten. De rechter oordeelt dat dit tot onredelijke vertraging in de procedure zou leiden, mede omdat de aanhangige zaken tegen Loendersloot en A tot nu toe gelijk gaan op de rol. Vanwege de samenhang tussen de zaken zou toewijzing van het verzoek leiden tot afsplitsing en zou de procedure aldus onredelijke vertraging oplopen. Het verzoek om pleidooi door Loendersloot wordt, als in strijd met de goede procesorde, door de rechter afgewezen.