De term relatieve bevoegdheid ziet op de vraag welke rechter – geografisch gezien – bevoegd is om kennis te nemen van het geschil. Als er tussen partijen een afspraak hierover gemaakt is in een overeenkomst, dan is die rechter bij uitsluiting bevoegd. Als partijen hierover niets hebben afgesproken, dan luidt bij een verzoekschriftprocedure de hoofdregel dat de zaak aanhangig dient te worden gemaakt bij de woonplaats van de verzoekende partij. Bij een dagvaardingsprocedure is dit de woonplaats van de gedaagde partij (en aldus niet die van eiser). Als de gedaagde partij een rechtspersoon betreft, is dit de plaats van de statutaire zetel.
Mocht de verzoekende of gedaagde partij geen woonplaats in Nederland hebben, dan bepaalt het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering dat de rechtbank van het (arrondissement van het) werkelijk verblijf van de persoon bevoegd is. Verblijft de persoon niet in Nederland, dan is de Rechtbank Den Haag bevoegd.
De term relatieve bevoegdheid dient los te worden gezien van de termen rechtsmacht en absolute bevoegdheid. Laatstgenoemde variant ziet op de vraag welke sector van de rechtbank bevoegd is om van het verzoek of geschil kennis te nemen.