Advocaat Alkmaar

Voorwaarden voor vervangende toestemming bij verkoop huis

Door Edward Appelman op 24 april 2019 Leestijd: 3 minutes
De ontbinding van een huwelijk heeft in financieel opzicht vaak ingrijpende gevolgen. Hebben de echtgenoten een huis in gezamenlijk eigendom, dan kan deze alleen worden verkocht als beide echtelieden daarmee instemmen. Gaat een van de echtgenoten hier niet mee akkoord en is er (na verloop van tijd) haast bij gemoeid, dan kan de andere echtgeno(o)t(e) zo nodig een kort geding starten waarbij de rechtbank om vervangende toestemming wordt gevraagd m.b.t. de verkoop van het huis. Wanneer de rechtbank een dergelijk verzoek toewijst, legt onze advocaat personen- en familierecht uit aan de hand van een recent arrest.

Procedureverloop

In deze procedure ging het om twee ex-echtgenoten die op 5 november 2014 uit elkaar waren gegaan. Zij waren getrouwd in en hadden twee woningen gekocht. Tijdens de echtscheidingsprocedure gingen zij apart van elkaar in beide woningen wonen. Kort daarna kwam de echtgenoot in de WSNP terecht. Dat had tot gevolg dat hij een bewindvoerder kreeg aangesteld en niet meer over zijn eigen vermogen kon beschikken. In onderlinge afstemming met de bewindvoerder werd de woning van de man verkocht en werd de overwaarde tussen hem en de vrouw bij helfte verdeeld.

Weigering medewerking tot openbare verkoop

Na de echtscheiding gaf de vrouw aan dat zij de gemeenschappelijke woning wilde overnemen. De bewindvoerder gaf haar daarvoor enige tijd. Desondanks lukte het haar niet (op tijd) om een hypotheekfinanciering te verkrijgen. Dat kwam omdat zij onlangs een BKR-registratie had gekregen met een duur van 5 jaar. Daardoor lukte het haar niet om de benodigde financiering rond te krijgen. Ondertussen kreeg de man, vanwege het WSNP-traject, te maken met een slechte financiële positie zodat hij op korte termijn groot belang had bij een verkoop van het huis. De vrouw bleef echter van oordeel dat zij op korte termijn het huis zou kunnen overnemen en weigerde desgevraagd haar medewerking aan een openbare verkoop.

Kort gedingprocedure: vordering toegewezen

Daarop startte de man een kort gedingprocedure. De rechtbank stelde hem in het gelijk en veroordeelde de vrouw om vanaf 1 januari 2019 jl. haar volledige medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning. Daarbij bepaalde de kort gedingrechter dat als de vrouw alsnog niet zou meewerken, de uitspraak van de kort gedingrechter in de plaats zou treden van de vereiste medewerking van de vrouw. Wel werd haar nog een resterende termijn gegeven om de financiering rond te krijgen en alsnog tot aankoop van de woning te kunnen overgaan. Die termijn werd vastgesteld op drie maanden.

Hoger beroep

Met deze uitspraak was de vrouw het niet eens en stelde daartegen hoger beroep in. Zij was bij het hof van oordeel dat de aan haar gegeven termijn van drie maanden te kort was om de financiering rond te krijgen. Daarnaast stelde ze zich op het standpunt dat de kort gedingrechter ten onrechte had overwogen dat zij haar medewerking aan een verkoop of overname niet zou verlenen. Dat wilde zij namelijk wel degelijk, maar een overname was niet mogelijk omdat daaraan de kredietregistratie in de weg stond.

Financiële positie redengevend?

In hoger beroep stelde het hof stelde de man wederom in het gelijk. Het hof achtte het daarbij van belang dat partijen al in 2014 uit elkaar waren gegaan. Daardoor was de woning al vijf jaar onverdeeld gebleven. Daar kwam bij dat de man in elk geval vanaf 2015 al bij de vrouw heeft had aangedrongen op een verkoop van de woning. Ondanks dat de vrouw wel aangaf dat zij het huis wilde overnemen, had zij de afgelopen jaren geen enkel concreet voorstel gedaan. Ook achtte het hof van belang dat zij op geen enkele wijze inzichtelijk kon maken dat zij financieel in staat zou zijn de woning over te nemen.

Hof: vervangende toestemming tot verkoop

De belangenafweging van het hof valt aldus in het voordeel van de man uit. Overigens woonde de vrouw nog met de kinderen in de woning, maar zij had volgens het hof onvoldoende aangetoond dat de kinderen zouden worden geschaad als de vrouw de woning zou moeten verlaten, althans dat hun belangen in dit geval dienden te prevaleren boven die van de man. Zij had namelijk volgens het hof niet onderbouwd dat ze niet in de buurt zou kunnen blijven wonen of dat de kinderen niet naar dezelfde school hadden kunnen gaan als nu. Daarentegen kampte de man met financiële problemenen en had aldus een groot belang bij een verkoop. Aldus verleent het hof de man alsnog vervangende toestemming tot verkoop van de woning, op straffe van een
Neem contact op
Mobiele versie afsluiten