Een kort geding is een gerechtelijke procedure waarbij de rechtbank een spoedbeslissing neemt. Een reguliere zaak bij de rechtbank heet een bodemprocedure. Een kort geding in eerste instantie bedoeld als ‘ordemaatregel’.
In een kort geding geeft de kort gedingrechter voorlopige beslissing. Dat betekent dat het geschil tussen partijen vaak niet definitief beslecht is tenzij de wederpartij zich bij de uitspraak neerlegt. Mocht de voorzieningenrechter een oordeel geven waar partijen zich niet in kunnen vinden, kan de partij hoger beroep instellen. Een vonnis van de kort gedingrechter krijgt nooit gezag van gewijsde. Dit betekent dat de rechter in de bodemprocedure niet aan de feiten in deze uitspraak is gebonden. Dat komt omdat in kort geding slechts beperkt plaats is voor (uitvoerige) bewijslevering. Al is het mogelijk, vindt om deze reden in kort geding vrijwel nooit getuigenverhoor of een deskundigenonderzoek plaats.
Ook als er sprake is van spoed, leent een procedure zich niet altijd voor kort geding. Zo is de voorzieningenrechter bijvoorbeeld niet in staat om een verklaring voor recht af te geven, bijvoorbeeld dat een overeenkomst is beëindigd. De partij moet in dat geval een reguliere bodemprocedure starten.