Door Edward Appelman op 3 april 2020 Leestijd: 3 minutes
In civiele procedures komt het met regelmaat voor dat de rechtbank een deskundigenonderzoek gelast. Vaak is dit nuttig als technische aspecten in een zaak moeten worden opgehelderd die voor de beslissing van de zaak relevant zijn, bijvoorbeeld of een aannemer aansprakelijk is voor een bouwtechnische fout. Partijen zijn verplicht om aan een deskundigenonderzoek mee te werken. Doen zij dit niet – of frustreert de partij het onderzoek - dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij gerade acht. Aan de hand van een recent arrest van het Hof Den Bosch illustreert onze advocaat procesrecht de mogelijke consequenties.
Feiten en procesverloop
In de procedure ging het om een vastgoedzaak waarbij een gemeente in eerste aanleg grond had verkocht aan een
projectontwikkelaar. De koopovereenkomst bevatte de afspraak dat de gemeente zich zou inspannen om – als aan bepaalde voorwaarden was voldaan – de projectontwikkelaar de mogelijkheid te bieden om woningen te realiseren op de grond die bij de gemeente in eigendom verbleef. De gemeente verrichte echter na het sluiten van de overeenkomst diverse infrastructurele werkzaamheden, waardoor de projectontwikkelaar van oordeel was dat de gemeente de overeenkomst niet (geheel) nakwam. Zij stelde de gemeente daarvoor aansprakelijk. Verder stelde de projectontwikkelaar dat zij door de werkzaamheden hinder ondervond in de vorm van wateroverlast. Daarvoor stelde zij de gemeente aansprakelijk.
Deskundigenonderzoek bouwkavels
Nadat de rechtbank echter de vorderingen van de projectontwikkelaar had afgewezen, ging de projectontwikkelaar in hoger beroep. Daar het een gerechtelijke procedure van een aantal jaren betrof met bovendien vele juridische aspecten zij hier volstaan met de vermelding dat het hof een deskundigenonderzoek gelaste naar de bouwkavels die in eigendom van de gemeente waren. De projectontwikkelaar diende daarvoor een voorschot ad. €13.000 te voldoen voor deskundigenonderzoek.
Memorie van grieven
Door middel van een incidentele
memorie van grieven beriep de projectontwikkelaar kort nadat het onderzoek was aangevangen, op het feit dat de gemeente het deskundigenonderzoek zou frustreren. De reden hiervoor was de gemeente had aangegeven vergaande infrastructurele werkzaamheden te willen verrichten aan kavels die grensden aan het perceel van de projectontwikkelaar. Het door het hof bevolen deskundigenonderzoek zou volgens hem hierdoor ontoelaatbaar worden doorkruist.
Hoofdregel: plicht tot medewerking deskundigenonderzoek
Het hof oordeelde dat procespartijen op grond van art. 198 lid 3 Rv verplicht zijn om medewerking aan het deskundigenonderzoek te verlenen. Weigert een procespartij medewerking, dan kan de rechter, nadat het deskundigenbericht in de procedure wordt overgelegd, de gevolgtrekking maken die hij geraden acht. De Hoge Raad heeft in dit kader een tweetal belangrijke arresten gewezen met zaaknummers vgl. ECLI:NL:HR:2008:BB5626, rov. 3.6.2 en ECLI:NL:HR:2008:BB3676, rov. 3.5.3.
Gevolgen van niet-medewerking bij voorbaat mogelijk?
In deze situatie overwoog het hof dat de projectontwikkelaar vroeg om
bij voorbaat gevolgen te verbinden aan de niet-medewerking van de gemeente aan het deskundigenonderzoek. Het hof zag daarin echter geen aanleiding. De reden hiervoor was dat de deskundige een aanvullend voorschot had gevraagd voor deskundigenonderzoek omdat het oorspronkelijke bedrag niet toereikend was gebleken. Dit aanvullende bedrag was €2.900,- zodat het veldonderzoek beperkt in omvang was. Daarnaast had de projectontwikkelaar tegenover de uitvoerige betwisting van de gemeente: dat het deskundigenonderzoek niet meer kon worden uitgevoerd, onvoldoende gesteld, zodat de vordering van de projectontwikkelaar werd afgewezen.
Niet-medewerking kan gevolgen hebben voor bewijswaardering
In deze procedure bood de vordering van de projectontwikkelaar aldus geen soelaas. Een andere procedure waarin de gevolgen van niet-medewerking wel duidelijk naar voren kwamen is van een arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden. Daarin ging het om een deskundigenonderzoek naar geur/rookoverlast in een woning. De geïntimeerde partij had de vorderingen van de eisende partij gemotiveerd betwist maar zijn medewerking aan het deskundigenonderzoek niet verleend. Het Hof overwoog dat in dat geval de gevolgen van niet-medewerking voor zijn rekening en risico komen. Daardoor kende het hof meer waarde toe aan hetgeen appellant in zijn
bewijsstukken had aangevoerd en had voor deze partij aldus in positieve zin invloed op de eindbeslissing.