Door Edward Appelman op 29 juni 2019 Leestijd: 3 minutes
Een steeds terugkerend onderwerp binnen het personen- en familierecht is (internationale) kinderontvoering. Een beladen term, maar in de kern gaat het vaak om een wijziging van het hoofdverblijf van het kind in het buitenland. Of een tijdelijk verblijf in het buitenland zoals vakantie. Onze advocaat personen- en familierecht bespreekt de relevante merites aan de hand van een recente uitspraak.
Verdragen (internationale) kinderontvoering
Tussen landen gelden diverse verdragen op het gebied van
internationale kinderontvoering. Kern bij al deze verdragen is het
ouderlijk gezag. Hebben ouders gezamenlijk het ouderlijk gezag, dan mag de ene ouder het kind niet zonder
toestemming van de andere ouder meenemen naar het buitenland. Binnen de Europese lidstaten geldt deze regel in beginsel ook. Binnen Europa geldt echter het vrij verkeer van personen, zodat er in principe geen grenscontroles zijn. Bij een vakantie of verblijf buiten Europa dient de ouder dan wel aan te kunnen tonen toestemming van de andere ouder (met gezag) te hebben.
Centrale autoriteit
Elke lidstaat heeft een centrale autoriteit aangewezen die met de naleving van de verdragen is belast. Zodra een ouder het kind overbrengt naar een andere lidstaat, kan de andere ouder zich wenden tot de autoriteit in die lidstaat. Ook kan de ouder zich wenden tot de rechtbank waar de ouder met het kind verblijft. In Nederland kunnen ouders ook opteren voor een crossborder mediationtraject. Het Centrum Internationale Kinderontvoering (CIK) faciliteert dit door middel van het Medation Bureau.
Ouders met gezamenlijk gezag
Dit deed ook voor in een recente procedure. Daarin ging het om twee Nederlandse ouder met een Nederlands kind. Zij waren gedurende lange tijd in Luxemburg woonachtig geweest. Op een bepaald moment verhuisde de moeder met het kind naar Nederland. De ouders hadden het
gezamenlijk gezag over het kind. Omdat de vader het niet eens was met de verhuizing, wendde hij zich tot de centrale autoriteit in Nederland. Ook startte hij een procedure bij de rechtbank Den Haag. Daarin vorderde hij dat het kind binnen een dag na de datum van de uitspraak zou worden teruggeleid naar Luxemburg.
Onderzoeksvragen bijzondere curator
Bij dergelijke verzoeken beoordeelt de rechtbank wat het meest in het belang van het kind is. In deze procedure stelde de rechtbank een
bijzondere curator aan. Die stelt aan de hand van de onderzoeksvragen een rapport op en koppelt dit terug aan de rechtbank. De te beantwoorden vragen waren:
1. Wat geeft het kind zelf aan over een eventueel verblijf in Luxemburg en een eventueel verblijf in Nederland?
2. In hoeverre lijkt het kind zich vrij te kunnen uiten?
3. In hoeverre lijkt het kind de gevolgen van het verblijf in Luxemburg of het verblijf in Nederland te overzien?
4. Wil het kind met de rechter(s) spreken en zo ja, wenst het kind dat de bijzondere curator daarbij aanwezig zal zijn?
5. Zijn er nog bijzonderheden naar voren gekomen die van belang zijn voor de te nemen beslissingen?
Beantwoording onderzoeksvragen
De rechtbank bepaalde specifiek dat de bijzondere curator enkel in gesprek zou gaan met het kind. Aldus zou de bijzondere curator de ouders daarbij niet betrekken. Naar aanleiding van de gesprekken zal de bijzondere curator een rapport opstellen en de vragen terugkoppelen aan de rechtbank. Die neemt alsdan een beslissing die tegemoetkomt aan de belangen van het kind.