In een eerdere
blog schreef onze advocaat arbeidsrecht wat rechtens is als een werknemer met pensioen gaat en een transitievergoeding wil. Richtinggevend is of de arbeidsovereenkomst en/of
cao hierover bepalingen bevatten. Onlangs wees het Hof Amsterdam een interessant arrest over de vraag wat moet worden verstaan onder het begrip ‘pensioengerechtigde leeftijd’. De werkgever gaf aan hiermee de CAO-gerechtigde leeftijd te bedoelen, de werknemer vond dat hierbij moest worden aangesloten bij de definitie van het pensioenreglement. Onze
advocaat arbeidsrecht bespreekt het
oordeel van het Hof.
Verhoging pensioengerechtigde leeftijd
In deze zaak waren de feiten als volgt. De werkneemster was vanaf 2003 werkzaam als Managing Director bij Deloitte Nederland. In mei 2020 zou zij de leeftijd van 68 jaar bereiken. Bij brief van 23 maart 2018 gaf Deloitte bij al haar werknemers aan dat zij de pensioengerechtigde leeftijd in het pensioenreglement verhoogde van 67 naar 68 per 1 januari 2018. Volgens de AOW zou de werkneemster aldus in mei 2018 de pensioengerechtigde leeftijd bereiken, maar volgens het pensioenreglement van Deloitte zou zij pas in mei 2020 met pensioen kunnen.
Beëindiging arbeidsovereenkomst
Verder was in de arbeidsovereenkomst bepaald:
Art. 3.2: “Het dienstverband eindigt in ieder geval van rechtswege, zonder dat hiertoe enige opzegging of mededeling is vereist, op de eerste van de kalendermaand samenvallend met of volgend op de datum waarop werknemer de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.”
Toen de werkneemster in mei 2018 de leeftijd van 66 jaar had bereikt, gaf Deloitte aan dat op grond van deze bepaling de arbeidsovereenkomst van rechtswege was geëindigd omdat in art. 3.2. was bedoeld: de AOW-gerechtigde leeftijd. Aansluitend na deze mededeling had de werkneemster geen werkzaamheden meer voor Deloitte verricht.
Kort geding tot wedertewerkstelling
Nadien schakelde de werkneemster een advocaat in, die een kort geding startte. Daarin vorderde de advocaat namens haar om haar weer toe te laten tot de werkzaamheden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom. De kort gedingrechter wees deze vordering echter af omdat – kort samengevat – het waarschijnlijk was dat Deloitte inderdaad met art. 3.2 doelde op de AOW-gerechtigde leeftijd. De verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd in het pensioenreglement van 67 naar 68 jaar had met name betrekking op het Flexibel aanvullend pensioen. Volgens de kantonrechter was het niet aannemelijk dat het partijen voor ogen had gestaan dat de pensioengerechtigde leeftijd op verzoek van één van hen kon worden verhoogd. Tot slot overwoog de kantonrechter dat een andersluidende opvatting zou betekenen dat alle werknemers van Deloitte vrij plotseling zouden dienen door te werken tot hun 68
ste, zelfs als zij nog maar kort te gaan hadden voor hun pensioen.
Taalkundige uitleg arbeidsovereenkomst?
Het Hof daarentegen gaf een andere benadering aan deze interpretatie. Tussen partijen was aldus in geschil of moest worden aangesloten bij de wettelijke pensioengerechtigde leeftijd (mei 2018) of die zoals Deloitte in haar pensioenreglement had opgenomen (mei 2020). Zoals ook de kantonrechter had overwogen kan hierover niet worden beslist op basis van een puur grammaticale uitleg van art. 3.2 van de arbeidsovereenkomst, maar ook van de verdere omstandigheden van het geval en van hetgeen partijen over en weer van elkaar mochten verwachten (
Haviltex-norm).
Hof: pensioenreglement leidend
Dat leidde volgens het hof tot het oordeel dat Deloitte wel degelijk de intentie had gehad om aansluiting te zoeken bij de pensioengerechtigde leeftijd uit het pensioenreglement. Dit kwam met name omdat de AOW-gerechtigde leeftijd reeds ten tijde van het tot stand komen van de arbeidsovereenkomst in 2003 al 46 jaar lang was bepaald op 65 jaar. Als Deloitte om die reden specifiek hierbij had willen aansluiten, had het eerder in de rede gelegen om in art. 3.2 van de arbeidsovereenkomst op te nemen: ’65-jarige’ of ‘AOW-gerechtigde’ leeftijd in plaats van ‘pensioengerechtigde’ leeftijd. Daarom lag het volgens het Hof in de rede dat Deloitte de mogelijkheid wilde openhouden om de arbeidsovereenkomst van rechtswege op een andere datum te laten eindigen.
Intentie van partijen
Slotsom was dat partijen bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst waarschijnlijk waren uitgegaan van het pensioenreglement. Tot slot achtte het Hof het van belang dat werknemers altijd de mogelijkheid hadden om vóór hun 68
ste te stoppen met werken. Dat zij zouden worden geconfronteerd met een jaar langer doorwerken, was dus in dat opzicht niet juist.
Behoud recht op loon
Vanwege de korte termijn die de werkneemster nog had voordat zij daadwerkelijk met pensioen kon gaan, ging het Hof ervan uit dat partijen in dit kader zelf een regeling konden treffen. Het verzoek van de werkneemster tot
wedertewerkstelling werd dan ook afgewezen, mede omdat zij inmiddels elders een (tijdelijke) dienstbetrekking had. Wel behield zij het recht op loon zolang de arbeidsovereenkomst niet van rechtswege was geëindigd (mei 2020).