Een rechtshandeling is een wettelijk vereiste om een overeenkomst tot stand te brengen. De wet omschrijft de rechtshandeling als een op rechtsgevolg gerichte wil, die zich door een verklaring heeft geopenbaard. Hierbij kan het gaan om een verklaring door een natuurlijk persoon of een (gevolmachtigde van) een rechtspersoon.
Dit leerstuk is in de praktijk veelal van belang om de gebondenheid aan een overeenkomst te beoordelen. Een klassiek voorbeeld is de persoon, die op een veiling per ongeluk hoger biedt dan hij eigenlijk had gewild. Hij gaf een op rechtsgevolg gerichte verklaring, maar eigenlijk wilde hij het bod niet uitbrengen. In dat geval zal hij in beginsel niet gehouden zijn aan de overeenkomst en dus tot aanschaf van het veilingobject.
In de praktijk ligt de problematiek vaak ingewikkelder. Als de partij in de gegeven omstandigheden erop mocht vertrouwen dat de wederpartij inderdaad het rechtsgevolg wilde, kan door de wederpartij geen beroep worden gedaan op het ontbreken van wilsovereenstemming (art. 3:35 BW). Hierbij komt het aan op de omstandigheden van het geval.
Wilsverklaring kan ook blijken uit gedragingen: in dat opzicht is de wettelijke wilsverklaring vormvrij en kan zij op elke wijze geschieden.