Overmacht in noodtoestand is een rechtvaardigingsgrond in het strafrecht. Bij een geslaagd beroep op overmacht in noodtoestand wordt de wederrechtelijkheid van de gedraging ontnomen.
Er is in de regel sprake van overmacht in noodtoestand wanneer er conflict in plichten zijn. Het gaat dan om de situatie waarbij een persoon de plicht heeft om enerzijds de wet na te leven en anderzijds om een hulpbehoevend persoon bij te staan.
Een klassiek arrest dat gaat over overmacht in noodtoestand is het Opticien-arrest. Hierbij ging het om een Verordening op de Winkelsluiting te Amsterdam. Winkeliers moesten zich hier aan houden, maar bij een opticien kwam een man langs na sluitingstijd die stelde zijn bril te zijn verloren. De man had met spoed een nieuwe bril nodig. Ondanks dat de verordening het hem niet toelaat zijn winkel te openen, besloot hij de man in verband met de vereiste spoedeisendheid toch te helpen. De opticien werd daarvoor vervolgd, maar kon met succes een beroep doen op overmacht in noodtoestand: in dit geval woog het belang dat hij de hulpbehoevende man bijstond zwaarder dan het naleven van de wettelijke voorschriften uit de verordening.
Voor een geslaagd beroep op overmacht in noodtoestand is in de regel vereist dat de persoon handelt in overeenstemming met de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. De gedraging moet in redelijke verhouding tot het na te streven doel staan (proportioneel) en daarnaast moet de gedraging subsidiair zijn (er mogen geen alternatieve, minder ingrijpende middelen voorhanden zijn).