Advocaat Alkmaar

Zaakwaarneming bij opslag goederen

Door Edward Appelman op 9 november 2018 Leestijd: 3 minutes
In het Nederlands vermogensrecht is zaakwaarneming een onbekend concept. Het komt daarentegen relatief vaak voor: denk aan de voetbalcoach als belangenbehartiger, of de kapotte ruit van de buurman die wordt vervangen gedurende zijn absentie wegens vakantie.  In een recente procedure bij de rechtbank tracht een partij als zaakwaarnemer op te treden voor een andere partij, waarop die weigert zijn medewerking te verlenen aan de zaakwaarnemer. Onze advocaat verbintenissenrecht bespreekt de uitkomst van de procedure.

Feiten en procesverloop

De feiten: eiser in de procedure, de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM), is zaakwaarnemer voor zijn wederpartij, Z. Z heeft een makelaarskantoor uitgeoefend en is daar op enig moment mee gestopt. Nadien is zijn kantoor op verzoek van een bank ontruimd en zijn alle spullen, waaronder kantoorinventaris, op straat gezet. NVM werd door de betrokken deurwaarder erop geattendeerd dat er een aantal spullen met logo van de NVM op straat stonden, waarna zij opdracht geeft om de spullen op te slaan in een door de NVM gehuurde opslagunit. De maandelijkse huur bedraagt ruim €400,- per maand.

Primaire en subsidiaire vordering

Ondanks herhaaldelijke verzoeken van de NVM weigert Z echter de spullen op te halen. Daarop besluit de NVM een procedure op te starten en vordert dat Z binnen 10 werkdagen na wijzing van het vonnis de spullen op zal komen halen. Subsidiair vordert zij dat Z de bestaande huurovereenkomst van NVM zal overnemen, onder begeleiding van een notaris of deurwaarder die de aanwezige goederen inventariseert.

Zaakwaarneming: redelijke behartiging van belangen?

Ter onderbouwing van de vorderingen voert de NVM aan dat zij als zaakwaarnemer de spullen heeft laten opslaan, omdat niemand -noch de NVM, noch Z, noch (oud) cliënten van Z- erbij gebaat zouden zijn dat deze goederen op straat zouden komen te staan en door de gemeente te worden afgevoerd naar de gemeentelijke stort. Z blijkt echter niet bereid om mee te werken en heeft -nadat de NVM heeft aangegeven de goederen te zullen vernietigen als Z deze niet op komt halen- aangifte gedaan van verduistering.

Redelijke grond voor belangenbehartiging?

Vast staat dat de goederen in de opslagunit aan Z toebehoren en dat zij belang heeft bij deze goederen, onder meer om een claim die zij voornemens is tegen de NVM in te stellen, te kunnen onderbouwen. Zij verzet zich dan ook tegen een vernietiging van deze goederen. Zij stelt echter -ondanks dat hier in de procedure niet om wordt verzocht- de kosten die de NVM maakt en nog steeds maakt niet te zullen vergoeden omdat er volgens haar sprake is van ‘opgedrongen bemoeizucht’ aan de zijde van NVM. Volgens Z zou de gemeente zich over de goederen hebben ontfermd en had de NVM geen redelijke grond om als zaakwaarnemer op te treden.

Toewijzing vorderingen

De rechter is het niet eens met de stelling van Z. Gelet op de omstandigheden en de belangen van Z is de rechter van oordeel dat de NVM zich willens en wetens op redelijke grond heeft ingelaten met de behartiging van het belang van Z en aldus als zaakwaarnemer is opgetreden. Volgens de rechter kan het -gelet op de omstandigheden- niet langer van de NVM worden gevergd de kosten voor opslag voor haar rekening te nemen. Omdat Z ten eerste niet stelt op welke grond zij niet gehouden zou zijn de goederen op te halen, wijst de rechter de primaire vordering van de NVM toe. Het door Z aangevoerde verweer, dat er destijds geen beschrijving van de goederen door de deurwaarder is gemaakt, kan haar niet baten: vast staat dat de goederen aan Z in eigendom toebehoren. De gestelde omstandigheid dat Z  de kosten voor opslag niet kan dragen nu hij een AOW-uitkering geniet, is een omstandigheid die volgens de rechter in zijn risicosfeer ligt. Z is gehouden de goederen binnen 10 dagen na dagtekening van het vonnis op te halen onder begeleiding van een deurwaarder of notaris.
Neem contact op
Mobiele versie afsluiten