Door Edward Appelman op 9 december 2019 Leestijd: 3 minutes
Wanneer partijen een overeenkomst met elkaar sluiten, zijn de gemaakte afspraken over het algemeen vaak helder. In de situatie waarin dat niet het geval is, bijvoorbeeld omdat de letterlijke bewoordingen van de overeenkomst niet voor eenduidige interpretatie vatbaar zijn, biedt het Haviltex-criterium uitkomst. Daarnaast bepaalt de wet dat de rechtsverhouding tussen partijen ook wordt beheerst door de eisen van redelijkheid en billijkheid alsmede gewoonte. In een recente procedure trachtte een partij met een beroep op dit gewoonterecht te bewerkstelligen dat een partij een afspraak zou nakomen. Hoe de rechter daarover oordeelde, bespreekt onze advocaat verbintenissenrecht.
Dealersovereenkomst
In de procedure ging het om een printonderneming, A, tegenover een financieringsbedrijf, Grenke. A leverde onder meer printers aan Grenke, die de printers vervolgens aan klanten verhuurde. A droeg daarnaast de klanten bij Grenke aan. Omdat de printers na verloop van tijd minder waard werden, had A met Grenke een zogenoemde dealersovereenkomst gesloten waarin zij de afspraak hadden gemaakt dat A de printers na afloop van de huurperiode kon terugkopen tegen een vastgesteld percentage. Deze percentages waren opgenomen als onderdeel C van de overeenkomst en luidde:
- 12 t/m 24 maanden: 5%
- 36 t/m 48 maanden: 3 %
- 60 t/m 72 maanden: 2 %
Overname onderneming door Office Group Belgium
Na verloop van tijd werd A overgenomen door een andere onderneming, Office Group Belgium BVBA. Het beleid van de onderneming van A werd daardoor gewijzigd. Voortaan zou A de printers niet meer aan Grenke leveren, maar zou A de printers voortaan zelf aan klanten verhuren. Dat had mede tot gevolg dat A niet langer klanten bij Grenke aandroeg. Tussen A en Grenke werden nog onderhandelingen gevoerd over een voortzetting van de samenwerking, maar deze bleken vruchteloos. A zegde daarom alle overeenkomsten met Grenke op per einddatum X.
Restwaarde printers: nieuwe percentages in strijd met gewoonterecht?
Vervolgens wenste Grenke dat A de nog geleverde printers zou terugkopen tegen een bedrag van 15% van de restwaarde. A was het daar niet mee eens en was van mening dat Grenke het percentage diende te hanteren zoals zij altijd had gedaan, namelijk 2 tot 5%. Voor zover er geen sprake zou zijn van een verplichting op basis van de overeenkomst, was zij van mening dat het hanteren van deze percentages voortvloeit uit gewoonte, aangezien Grenke deze percentages ook voorheen altijd had gehanteerd. Daarnaast had zij gegronde reden om hogere percentages te hanteren aangezien A (c.q. Office Group Belgium) niet langer klanten aandroeg bij Grenke.
Rechtbank: geen gewoonterecht, want niet voldoende bestendige toepassing afspraken
De
overweging van de rechtbank viel echter in het nadeel van A uit: zij ging niet mee in het betoog van A dat er sprake zou zijn van gewoonterecht bij het hanteren van de percentages zoals genoemd in de overeenkomst aangezien daarvoor in elk geval is vereist dat er gedurende enige periode sprake is van een bestendig gebruik van bepaalde afspraken. Uit de overgelegde stukken bleek echter het tegendeel hiervan aangezien A en Grenke voorheen percentages hanteerden die juist afweken van de in bijlage C genoemde percentages. Uit de stukken bleek dan ook niet afdoende van een bestendig gebruik van de overeenkomen percentages. Grenke stelde in dit kader dat zij weliswaar lagere percentages dan 15% hanteerde, maar zij deed dit volgens haar om A een dienst te bewijzen. Nu A niet langer klanten aanleverde had Grenke niet langer belang bij het hanteren van lagere percentages en had om die reden bovendien al het belang bij het hanteren van een ander tarief. Het beroep op gewoonterecht werd dan ook niet gehonoreerd.