Door Edward Appelman op 25 juni 2019 Leestijd: 4 minutes
Voor een advocaat is een van de belangrijkste onderdelen binnen het (proces)recht is om (fatale) termijnen te bewaken. Een eenmaal verstreken termijn kan onomkeerbare gevolgen hebben, zoals het laten verstrijken van de termijn voor het indienen van een processtuk, het indienen van een bezwaarschrift of het instellen van . In dit blog besteedt onze advocaat procesrecht specifieke aandacht aan de wettelijke termijnen voor hoger beroep binnen het civiele recht.
Hoofdregel: termijn hoger beroep bedraagt drie maanden
Als hoofdregel binnen het personen- en familierecht geldt dat de termijn voor hoger beroep verstrijkt na drie maanden. Dit is anders dan de hoger beroepstermijn in het strafrecht en de hoger beroepstermijn binnen het bestuursrecht. In alle gevallen geldt: als partijen procederen via een advocaat levert de hoger beroepstermijn doorgaans geen enkel probleem op, omdat die zorg draagt voor tijdige advisering omtrent de mogelijkheden om hoger beroep in te stellen. Het is dan ook van belang om onderscheid te maken tussen een verzoekschriftprocedure en een dagvaardingsprocedure. Grofweg zijn de volgende categorieën zaken verzoekschriftprocedures: een verzoek tot of van een huur- of . In het personen- en familierecht geldt dat het merendeel van de zaken op het gebied van personen- en familierecht doorgaans verzoekschriftprocedures zijn, waaronder een verzoek tot ontbinding van een of huwelijk.Belangrijk verschil tussen dagvaardings- en verzoekschriftprocedures
Dit onderscheid tussen dagvaardingsprocedures en verzoekschriftprocedures is belangrijk. Als een partij namelijk niet verschijnt in een dagvaardingsprocedure, zal de rechter tegen die partij verstek verlenen. Dit is anders bij een verzoekschriftprocedure en daardoor zijn de termijnen ook anders. Bij een verstekprocedure heeft die partij in dat geval nog maximaal vier weken de tijd om het verstek te zuiveren. Doet die partij dat niet (tijdig), dan wijst de rechter een . Dat betekent dat de rechter de vorderingen toewijst, tenzij deze hem onrechtmatig of ongegrond voorkomen.Dagvaardingsprocedure: als niet partij verschijnt, dan eerst verzet en alvorens hoger beroep
Een verzoekschriftprocedure kent een dergelijk systeem daarentegen niet. Dit gebeurt doorgaans ook bij een verzoekschriftprocedure waarbij de wederpartij geen verweer voert, maar het verschil is dat bij een verzoekschriftprocedure geen verstek wordt verleend. Wijst de rechter wél een verstekvonnis, dan kan die partij enkel zogenoemd in gaan. Die partij moet dan een uitbrengen naar de partij die hem oorspronkelijk gedagvaard heeft. Hoger beroep kan dan (nog) niet. Bij een verzoekschriftprocedure kan de partij in beginsel altijd in hoger beroep. Daarvoor gelden overigens nog wel aanvullende voorwaarden.Termijn van drie maanden als partij wel verschijnt of bij reguliere verzoekschriftprocedure
Hier wordt vanuit gegaan dat het gaat om een dagvaardingsprocedure waarbij de gedaagde partij wel verschijnt (dus geen verstekprocedure, zie hiervoor) of een gewone verzoekschriftprocedure. Bij een dagvaardingsprocedure geldt als hoofdregel art. 339 Rv: daarin is bepaald dat de termijn voor het instellen van hoger beroep is bepaald op drie maanden, te rekenen vanaf de dag van het vonnis of de eventuele mondelinge uitspraak. In geldt een afwijkende termijn: daar is de termijn voor hoger beroep slechts vier weken. Het gebeurt zelden dat de eisende partij of gedaagde partij niet bekend is met de uitkomst van het vonnis, omdat deze in de regel door de deurwaarder aan het adres of aan de advocaat van de desbetreffende partij wordt betekend.Verzoekschriftprocedures: geen verzet, enkel hoger beroep
Bij zogenoemde verzoekschriftprocedures geldt een bijzondere regel. Zoals gezegd betreft dit in het algemeen een verzoek tot ontbinding (bijvoorbeeld van een arbeidsovereenkomst, een huurovereenkomst of het merendeel van de zaken op het gebied van personen- en familierecht). Als hoofdregel is in art. 358 en art. 806 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaald dat binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld door:- de verzoekende partij (bijvoorbeeld omdat diens vorderingen geheel of gedeeltelijk zijn afgewezen) en degenen die een afschrift van de uitspraak van de rechtbank hebben ontvangen, en:
- door andere belanghebbenden, binnen drie maanden nadat zij de uitspraak hebben ontvangen van of wanneer de uitspraak op andere wijze hun bekend is geworden.