Binnen de rechtspraak komt het met enige regelmaat voor dat een persoon of instelling als voogd wordt aangesteld. De redenen daarvoor kunnen divers zijn. kan tijdelijk of permanent zijn: als er sprake is van een tijdelijke onmogelijkheid om het uit te oefenen, spreekt de rechtbank een tijdelijke voogdijmaatregel uit. Achtereenvolgens bespreekt onze advocaat personen- en familierecht wanneer dit mogelijk is, wat de voorwaarden zijn en wat de duur van de (tijdelijke) voogdijmaatregel is.
Verschil tussen voogdij en gezag
Van oudsher wordt voogdij ook wel gezien als gezag. Terminologisch gezien is dit echter niet juist: van gezag is alleen sprake als de ouders dit uitoefenen. Een uitzondering daarop is het stiefouderschap: in dat geval spreekt men ook van gezag. Van voogdij wordt in de regel gesproken als een ander dan de ouders het gezag uitoefenen: bijvoorbeeld een familielid, kennis of voogdijinstelling.
Twee situaties: aanvraag door ouder(s) of door GI
In de wet wordt onderscheid gemaakt tussen een tweetal situaties. De ouders kunnen een voogd benoemen wanneer zij zelf niet meer in staat zijn om het ouderlijk gezag uit te oefenen. Bijvoorbeeld vanwege een onverhoopt overlijden. Zij kunnen zelf een voogd aanwijzen via een onlineformulier van rechtspraak.nl. Dan maakt de griffier een aantekening in het gezagsregister. Ook kunnen de ouders een voogd aanwijzen via een testament. De voogdijmaatregel treedt in werking zodra de aspirant-voogd het voogdijschap heeft aanvaard.
Voorwaarden voor tijdelijke voogdij
De andere situatie waarbij een voogd kan worden aangewezen is wanneer de ouders zelf tijdelijk niet in staat zijn om het ouderlijk gezag uit te oefenen. De wet stelt daarbij als voorwaarde (art. 1:253q BW):
Wanneer beide ouders die gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen, daartoe op een der in artikel 246 genoemde gronden onbevoegd zijn, benoemt de rechtbank een voogd. Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing als de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeren het gezag uit te oefenen.
Tijdelijke onmogelijkheid tot uitoefening gezag
Deze laatste situatie deed zich onlangs ook voor in een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland. De moeder oefende het ouderlijk gezag alleen uit, maar was vanwege een kort verblijf in een crisisopvang niet in staat om het gezag uit te oefenen. Daarop diende de gecertificeerde instelling (GI, Bureau Jeugdzorg) een verzoek in om als voogd over het kind te worden benoemd.
Reguliere procedure
De RvdK stelde zich op het standpunt dat dit een ongebruikelijk verzoek betrof: normaliter dient de GI een verzoek beëindiging van het gezag in, waarna de RvdK een onderzoek doet en afhankelijk van de uitkomsten van dit onderzoek een verzoek tot beëindiging van het gezag bij de rechtbank indient. Als er sprake is van spoedeisendheid, kan de RvdK vragen om de voorlopige voogdij uit te spreken. In beide gevallen kan het verzoek gecombineerd gaan met
ontheffing of ontzetting van de ouders uit het ouderlijk gezag
Oordeel rechtbank: tijdelijke voogdij in belang kind
Volgens de rechtbank stond op basis van de stukken in de procedure voldoende vast dat dat er al maanden geen contact meer is geweest tussen het minderjarige kind en haar moeder. Sinds de moeder uit de crisisopvang was weggegaan, kon de GI geen contact krijgen met de moeder. Daarnaast had zij geen postadres meer. Gelet daarop was de rechtbank van
oordeel dat de moeder (al dan niet tijdelijk) niet in staat was om het gezag uit te oefenen. Gelet daarop wees de rechtbank daarop het verzoek van de GI om met het tijdelijke voogdij te worden bekleed toe.