Noodweer is een rechtvaardigingsgrond in het Nederlands strafrecht. Het is vastgelegd in art. 41 lid 1 van het Wetboek van Strafrecht en luidt: ‘Niet strafbaar is hij die een feit begaat, geboden door de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.’
Bij noodweer gaat om het om een noodzakelijke verdediging van een persoon. Hierbij kan het gaan de bescherming van de persoon zelf, maar ook de bescherming van anderen of van goederen. Een voorwaarde voor een succesvol beroep op noodweer is dat de verdediging voldoet aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit: subsidiair betekent dat er geen andere mogelijke middelen voorhanden waren om tot het beoogde resultaat te komen, en proportioneel betekent dat de verdediging in verhouding stond tot de dreiging.
Noodweer dient niet te worden verward met noodweerexces. Noodweerexces is vergelijkbaar met noodweer, maar noodweer is een rechtvaardigingsgrond en noodweerexces is een schulduitsluitingsgrond. Als een beroep op noodweer niet slaagt omdat de geboden verdediging niet proportioneel was, kan pas mogelijk een beroep worden gedaan op noodweerexces.