Een hypotheek is een beperkt recht. Het is geregeld in art. 3:227 BW. Het hypotheekrecht is een zekerheidsrecht, wat betekent dat het op een goed wordt gevestigd om de betaling van een geldsom veilig te stellen. Degene die de hypotheek ten behoeve van de kredietverstrekker (doorgaans een bank) vestigt, noemen we de hypotheekgever. Degene jegens wie de hypotheek op de daaraan onderworpen goederen (zoals een woning) wordt gevestigd, noemen we de hypotheekhouder.
Een hypotheek toont sterke gelijkenissen met het recht van pand. Beiden dienen als zekerheidsrecht. Het verschil is echter dat het recht van pand alleen op een roerende zaak (zoals een stoffelijk object of een geldvordering) kan worden gevestigd. Daarentegen kan het recht van hypotheek alleen worden gevestigd op een onroerende zaak.
Een hypotheek kan alleen worden gevestigd door een tussen partijen opgemaakte notariële akte, en deze in te schrijven in de daartoe bestemde openbare registers. De akte moet een aanduiding van het bedrag bevatten waartoe de zekerheid strekt, of een maximumbedrag vermelden dat uit hoofde van het recht van hypotheek op het onderworpen goed kan worden achterhaald.