Kennelijk onredelijk ontslag houdt in dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst onredelijk is. Dit kan zowel zijn doordat de werknemer als de werkgever de arbeidsovereenkomst opzegt zonder de daarbij een redelijke grond voor opzegging in acht te nemen. Ook de wijze van opzegging van de arbeidsovereenkomst kan tot gevolg hebben dat er sprake is van een kennelijk onredelijk ontslag.
Voorbeelden van een kennelijk onredelijk ontslag zijn als volgt:
- Er is geen reden voor het ontslag gegeven;
- Het ontslag is gegeven onder valse voorwendselen;
- De werkgever heeft het afspiegelingsbeginsel niet juist toegepast;
- De werknemer is ontslagen wegens werkweigering in het kader van ernstige gewetensbezwaren;
- Het ontslag staat niet in redelijke verhouding tot de wederzijdse belangen van werknemer en werkgever; bijvoorbeeld omdat de werknemer een kleine kans heeft om een nieuwe baan te vinden;
- Als een werknemer door het werk arbeidsongeschikt is geworden en er geen (passend) werk meer voorhanden is.
Een werknemer die meent dat het ontslag kennelijk onredelijk is gegeven, kan het ontslag aanvechten bij de kantonrechter.